Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

musea

All of the posts under the "musea" tag.

Please do touch

national trust1De National Trust heeft sinds kort nieuwe bordjes in zijn parken staan.

Op het eerste gezicht weer een klassiek verbodsbordje, maar dit keer staan er juist positieve opmerkingen op. Please do touch the trees or even hug them en Keep your mobile phone switched on so you can check in and tweet away. Onderzoek had uitgewezen dat mensen de National Trust zagen als een erg formele organisatie met veel regels. Met deze nieuwe  bordjes (in totaal 6 verschillende) hoopt de National Trust dat beeld te corrigeren. We think these new signs are a fun, tongue-in-cheek way to help people reconnect with nature and enjoy our outdoor places to the full.

Ze zijn in elk geval erg Engels. Lief wel.

Het verhaal van de collectie vertellen

Hier kan ik alleen maar jaloers naar kijken: het Metropolitan Museum of Art (in New York) plaatst elke week een nieuw verhaal op zijn website over de collectie. Elke week houdt een medewerker van het museum een praatje naar aanleiding van of over de collectie. Het stramien is steeds gelijk: je hoort iemand praten terwijl je kunstwerken ziet. Hier hoor je bijvoorbeeld de bibliothecaris over kunstwerken met boeken er op. Geen kunsthistorisch college, maar een persoonlijk praatje, hij zoemt bijvoorbeeld bij deze madonna van Filippino Lippi in op het kind dat dit boek zo ruw behandeld. Een gruwel voor een bibliothecaris natuurlijk…

En het hoofd van de afdeling educatie praat vier minuten lang over bad hair. Pas halverwege zegt ze iets dat specifiek op de collectie slaat maar in de tussentijd hebben we toch al een aantal mooie stukken voorbij zien komen.

Het is een heel breed gezelschap dat babbelt: niet alleen conservatoren en afdelingshoofden maar ook bestuursleden, marketingmeisjes, restauratoren, fotografen en administratief medewerkers. Ze praten over sculpturen, juwelen, being Dutch en zelfs over waarom de Met zo’n goede plek is om te daten. En van ieder getoond kunstwerk wordt achtergrondinformatie gegeven en de exacte plaats waar het in het museum te zien is.

Ik heb al eens eerder verzucht dat ik dit soort dingen zo mis in Nederland (in de KB bijvoorbeeld). The Met heeft de lat hiermee heel erg hoog gelegd, maar iets wat hier een beetje in de buurt komt zou toch moeten kunnen?

Het Anne Frankhuis in de Airport Library

Sinds kort hebben we twee vitrines in de Airport Library waar we een kleine expositie in kunnen maken. Het doel van de Airport Library is om een beeld te geven van Nederlandse kunst en cultuur, dat doen we door middel van boeken, filmpjes en geluid maar dat kan natuurlijk ook op een andere manier. Tijdens mijn gesprekken met musea wiens hulp ik in de voorbereidende fase had ingeroepen bij het samenstellen van de collectie kreeg ik steevast de vraag of er ook vitrines waren die ze konden inrichten. Tot nu toe moest ik steeds nee zeggen, maar sinds een paar dagen hoeft dat dus niet meer.

Als eerste “inrichter” heb ik het Anne Frankhuis gevraagd. Dat past mooi in deze mei-periode en het dagboek van Anne Frank is een van de meest vertaalde boeken uit de Nederlandse literatuur dus het is extra toepasselijk. De ene vitrine is ingericht met foto’s van Anne Frank en het interieur van het Anne Frankhuis, in de andere vitrine staan 12 vertalingen van het dagboek.

Uiteraard hebben we in de collectie van de Airport Library het dagboek ook, in diverse talen. En andere boeken over Anne Frank, inclusief de graphic novel over haar leven. “Spuuglelijk” volgens de mannen van Stripwinkel Lambiek, die mij adviseren over de stripcollectie. Maar wel interessant, en daar gaat het hier om. Iemand een idee voor een volgende tentoonstelling?

Overigens was ik vandaag rond 20 uur op Schiphol. Om één minuut voor acht werd alle achtergrondmuziek uitgezet en klonk de Last Post door de luidsprekers en om twee minuten over acht werd het Wilhelmus gespeeld. Dat was vantevoren aangekondigd, maar het was toch erg indrukwekkend.

Voor iedereen die de komende maanden niet op Schiphol komt is hier een filmpje over de tentoonstelling te zien.

De toon die je aanslaat

Bij mijn bezoek, recentelijk, aan de grote musea van Londen viel me de open manier op waarop zij het publiek benaderen. Nou begint het verschil met Nederland  natuurlijk al bij de ingang want alle musea in Londen zijn gratis en je wordt, vrij dringend, verzocht een donatie te doen. Alleen al de verschillende manieren waarop je zo’n verzoek kunt doen is een studie waard.

Eenmaal binnen word je op een hele vriendelijke manier ontvangen, niet eens zozeer door het personeel want dat is net zo aardig of onaardig als bij ons. Maar er is iets in de manier waarop je als bezoeker benaderd wordt en waarin de musea met hun collectie omgaan die anders is dan bij ons. Ik probeer al een paar dagen om voor mezelf te formuleren waar het verschil nou precies in zit maar ik kom er niet helemaal uit. Het heeft iets te maken met de toon die ze aanslaan: trots maar niet uit de hoogte, informatief maar niet saai en educatief maar niet kinderachtig. Misschien is het gewoon de Engelse manier van praten, dat zou kunnen, maar dat is niet het hele verhaal.

Het zit hem ook in de manier waarop ze tentoonstellingen maken, het verhaal dat ze vertellen met hun collectie en vooral het plezier dat ze uitstralen. De overtuiging dat het heel belangrijk is wat ze doen en dat ze zoveel mogelijk mensen willen laten meeprofiteren van het genoegen dat zij beleven aan al die mooie en interessante dingen. Ze hebben een duidelijk idee van wat ze willen zeggen en ze verplaatsen zich in de bezoeker om zeker te zijn dat hun boodschap goed over komt. Misschien zit daar het verschil met Nederlandse musea: die gaan veel meer uit van het grote idee en van de gedachten van de tentoonstellingsmaker daarbij, niet van de kennis of de mening van de toeschouwer.

Dat levert een tentoonstelling op als bijvoorbeeld Close Examination in de National Gallery. Van een relatief saai onderwerp als kunsthistorisch onderzoek maken ze met een spannende titel en een Da-Vinci-code-achtig affiche een boeiende tentoonstelling, waarin bijvoorbeeld aan de hand van pigment-onderzoek wordt aangetoond dat het schilderij Oude man in een leunstoel níet van Rembrandt is. De bijbehorende teksten zijn interessant maar niet eenvoudig, voor de vaktermen wordt er een woordenlijst bijgeleverd. Het werkt, want het was druk op de tentoonstelling. Ik verwachtte dat mensen zouden afhaken als zou blijken dat de tentoonstelling niet gericht was op spanning en sensatie (over meestervervalsers en oplichting) maar dat was niet zo: alle teksten werden uitvoerig bestudeerd.

Ik wil best geloven dat Nederlandse musea ook proberen om zich te verplaatsen in hun publiek, en het lukt misschien ook best wel eens, maar over het algemeen overheerst in Nederland toch altijd een van beiden: óf de tentoonstellingsmaker met zijn theoretisch kader óf de communicatiemedewerker met zijn “als-het-maar-niet-te-moeilijk-is”. Het gaat nog niet eens zozeer over de moeilijkheidsgraad van een tekst maar meer over de toon die wordt aangeslagen. Het Rijksmuseum komt een heel eind in de buurt, bijvoorbeeld met hun tentoonstelling van Jan Six (heel chic dat ze die hele tentoonstelling op internet zetten overigens) maar dat is wel een uitzondering.

Op de foto hierboven zie je de ingang van Tate Modern, op de achtergrond zie je o.a. de werkzaamheden van de uitbreiding van het museum. Explore, experience and enjoy: hoeveel musea hebben dat zo nadrukkelijk geformuleerd en handelen daar ook naar? Toen ik dat zag moest ik meteen aan de kernfuncties van de bibliotheek denken (eens een bibliothecaris, altijd een bibliothecaris). Dat “experience” is in de bibliotheek iets dubieuzer (de beleefbibliotheek is toch nooit echt goed aangeslagen) maar “explore” en “enjoy” past natuurlijk wonderwel. En wat doen bibliotheken daar dan mee? Hoe serieus nemen wij die zelfopgelegde opdracht? Bibliotheken zijn toch vaak verstrikt in in de dagelijkse gang van zaken en komen daardoor niet echt toe aan het invulling geven aan die verdieping van hun taak. Daar hangt die manier van hoe je je publiek benadert ook weer mee samen: als je daar eigenlijk niet genoeg tijd voor hebt, heb je al helemaal geen tijd om goed na te denken over de toon die je daarbij aan slaat. Dat leidt tot een vicieuze cirkel want als je niet de juiste toon aanslaat komen de mensen niet en als je niet genoeg mensen bereikt mag je er van je directeur minder tijd aan besteden want je doelgroep is te klein.

Lastig.

De bibliotheek als doorgeefluik

De laatste tijd is er in de museumwereld enig rumoer rondom de vermeend populistische benadering van sommige musea. Rijksmuseumdirecteur Wim Pijbes kreeg kritiek op de tekstbordjes die hij maakte bij  een tentoonstelling van topstukken uit de gouden eeuw: beetje plat en overbodige informatie.

Het Tate Modern bestaat nu tien jaar en heeft in die periode 45 miljoen bezoekers getrokken en een heel nieuw publiek laten kennis maken met moderne kunst. The independent schrijft daarover: The highbrows thought it was very serious. The lowbrows thought it was boring or ludicrous. But we have changed all that. Het lijkt me dat niemand daar tegen kan zijn, maar ook bij het populariserende beleid van Tate Modern worden langzamerhand (kleine) kanttekeningen gezet: verliezen ze de kunsthistorische context niet teveel uit het oog? Ook daar is niks tegen lijkt me. 

Wat me de laatste tijd wel bezig houdt is het verschil met de bibliotheekwereld. Daar is het tegengestelde aan de hand: bij ons krijg je geen kritiek als je te populair bent maar juist als je niet populair genoeg bent. Als je geen retail doet, je uitleningen niet (liefst spectaculair) stijgen ongeacht wát je precies uitleent en je lezingen niet minimaal X bezoekers trekken.

Laat ik vooropstellen dat ik niks tegen popularisering heb en ik wil ook heel graag dat zoveel mogelijk mensen gebruik maken van de bibliotheek, maar niet ten koste van alles. En ja we werken met belastinggeld en natuurlijk moet dat zo goed mogelijk besteed worden, maar ik zou wel eens een discussie willen over wat dat “zo goed mogelijk” dan precies inhoudt. Gaat dat alleen maar over aantallen en niet over inhoud en niveau? Dat lijkt me wel erg plat. Afrekenen op cijfers is het simpelst maar sinds wanneer is simpel doorslaggevend? Het doel van de bibliotheek was toch lezen, leren en informeren? Met de nadruk op de thema’s Digitale bibliotheek, Collectie Nederland, Mediawijsheid en  Lezen en leesbevordering? Klinkt erg inhoudelijk, komt geen cijfer aan te pas.

En natuurlijk wil je met al die programma’s een zo groot mogelijk publiek bereiken, maar dat grote publiek is niet het doel, een zo goed mogelijk programma is het doel. Om bij de vergelijking met de musea te blijven: ik vermoed dat het Rijksmuseum een record aantal bezoekers zou trekken als ze een tentoonstelling zou organiseren rondom het werk van Ans Markus, zeker als ze daarbij de Libelle als mediapartner zouden aantrekken. Maar dat doen ze niet omdat Ans Markus niet voldoet aan de normen van het Rijksmuseum. Het Rijksmuseum houdt vast aan zijn eigen normen en waarden en probeert op een andere manier aan een groter publiek duidelijk te maken wat er zo bijzonder is aan het portret van Maria Trip. Bibliotheken proberen hun collectie beter onder de aandacht te brengen door het materiaal aantrekkelijker neer te zetten en de keuze te vergemakkelijken, maar dat is buitenkant. We doen erg weinig aan de inhoud. Als een boek (of een rubriek, of een schrijver) niet wordt uitgeleend schrijven we het af. Maar het is ooit aangeschaft met een reden, omdat we dachten dat het interessant zou zijn. Waarom proberen we dan niet om dat duidelijker te maken? En ik snap ook wel dat het gemakkelijker is om een tentoonstelling van 30 schilderijen toe te lichten dan om een hele bibliotheekcollectie aan de man te brengen, maar we proberen het niet eens. Openbare bibliotheken gaan erg passief met de inhoud om. We zien onszelf als doorgeefluik. Als schuiver van boeken, zonder enige waarde toe te voegen. Waarom? Zijn we daar te lui voor? Of te dom? Of te bescheiden? Of zijn we bang dat onze neutraliteit daarmee in het gedrang komt? Waarschijnlijk een combinatie van al die factoren.

En dat is jammer want ik denk dat we daarmee een heel potentieel laten liggen. Als we die rol goed zouden oppakken zouden we denk ik veel meer gebruikers trekken dan met de zoveelste ledenwerfactie of nieuwe inrichting. In Museumland wordt al langer gediscussieerd over welke kant het op moet: pretpark of pantheon, speelplaats of schatkamer, populair of elitair. Kunnen we zo’n discussie ook niet eens beginnen voor de bibliotheekwereld?

Wat is er zo leuk aan brieven schrijven?

 En dan bedoel ik een “echte” brief, op papier. Een rare vraag misschien, want tot de komst van email schreef ik regelmatig brieven en ik vind het altijd leuk om een kaartje te krijgen. Zeker als er meer tekst op staat dan “hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag”. Maar die vraag kwam in me op toen ik op Museum2.0 een stuk las over het succes van tentoonstellingen waarbij mensen brieven kunnen schrijven als onderdeel van of reactie op de tentoonstelling.

Zo organiseerde de National Library of Scotland een tentoonstelling over de 19e eeuwse uitgever John Murray waarin brieven een grote rol speelden. Bezoekers kregen de mogelijkheid om een brief aan Murray te schrijven en daar werd massaal gebruik van gemaakt. Tot verrassing van de samenstellers overigens, want die hadden beloofd dat iedereen een reactie terug zou krijgen.

 Deze foto is afkomstig van een tentoonstelling over Jack Kerouac in het Lowell National Park waar bezoekers op een typemachine (van Kerouac zelf) een reactie konden achterlaten. Dat leverde in een half jaar 12.000 reacties op en die gingen meestal verder dan alleen “awesome book”.

De schrijver van dit stuk vraagt zich af hoe het komt dat dit zo aanslaat. Ze heeft er zelf een aantal verklaringen voor: het dwingt mensen om even rust te nemen, het z0rgt voor meer aandacht en verbinding met de tentoonstelling en het brengt een (imaginair) gesprek op gang. 

Ik weet niet of dit nou zulke harde conclusies zijn want ze baseert het op maar drie voorbeelden maar ik vind het een mooi verhaal.  En ik probeer iets te bedenken waarin bibliotheken dit kunnen toepassen want al die redenen sluiten zo prachtig aan bij waar we ons mee bezig houden. Ontmoeting en verdieping en verhalen. Dit lijkt me een mooie manier om mensen verhalen te laten vertellen. En dan niet door ergens een bureautje met een pen neer te zetten, maar die les leren we hier ook: het moet er wel mooi uitzien en onderdeel zijn van een grotere ervaring. Maar dan krijg je ook wat.

Heeft de bibliotheek een gezicht?

Ik las een paar weken geleden een interessant stuk over waarom musea zouden moeten bloggen (isn’t that so 2005?). Wat ik zo interessant vond was dat Jim Richardson benadrukt dat een blog het publiek de mogelijkheid biedt om de andere kant van een museum te zien. Je kunt de voorbereidingen voor een tentoonstelling in beeld brengen of werkzaamheden achter de schermen, daar zijn veel mensen nieuwsgierig naar. Op die manier creëer je een menselijk gezicht bij een instituut. Want een Twitter-goeroe leert ons: “Social Media heeft een gezicht nodig wil het écht succesvol zijn”.

Openbare bibliotheken in ons land zijn allemaal driftig aan het experimenten met Social Media, maar een echt gezicht hebben ze nog niet. Als ik de diverse sites en blogs zo eens bekijk blijft het toch vaak beperkt tot interessante en leesbare stukjes over onderdelen van de collectie maar een echt gezicht geven ze de bibliotheek niet. De stukken zijn over het algemeen goed geschreven maar zeer neutraal en soms zelfs veredelde persberichten. Misschien zijn er uitzonderingen op, maar die staan dan niet in de bibliowiki want daar baseer ik mijn mini-onderzoekje op. De bibliotheek Vlissingen gaat op zijn blog het verst met dat persoonlijke gezicht, daar hebben de verschillende berichten een duidelijk andere signatuur en krijg je ook beperkt informatie over de schrijvers ervan. Het blog van de bibliotheek Arnhem is het meest persoonlijk, maar daar heb je weer geen idee van wie het schrijft.

Wat is dat toch, met bibliothecarissen en privacy? Want dat is vast de reden waarom er niet gewoon voluit een naam en het liefst ook nog een foto bij elk stuk staat. Ik herinner me uit het verleden de ellenlange discussies over het dragen van naambordjes in de uitlening. Ook zo’n probleem. Waarom profileren wij ons toch zo slecht? Waarom zijn we niet gewoon trots op onszelf en op wat we doen? Waarom staan we niet voor ons werk en voor onze zaak? Dit ben ik en dit kan ik. Kan ik u helpen?

Ik heb het al eerder gezegd: dat doen ze in Amerika anders. Kijk maar eens naar de bibliotheek van Topeka & Shawnee County. Bij elk bericht op de site staat niet alleen wie het geplaatst heeft maar er staat ook een fotootje bij. En zeer prominent op de site staan de persoonlijke boekrecensies, ook weer voorzien van alle personalia. Prettig lijkt me dat als lezer. En ze plaatsen filmpjes: wat voor tocht legt het boek dat je in de inleverbus stopt af (inclusief een lesje over dat romans op alfabetische volgorde in de kast staan) of over wat de bibliotheekmedewerkers met Facebook doen. Als ik de foto’s van de bibliotheek bekijk ziet ie er nogal gewoontjes uit, maar dit lijkt me een hele prettige plek om te zijn. Schrijverdezes beschrijft hoe de medewerkers van Boekhandel Van Gennep het beeld bepalen van de boekhandel, zo zouden bibliothecarissen (zowel in real life als digitaal) het gezicht moeten zijn van de bibliotheek. Maar helaas, dat zijn we tegenwoordig maar zelden.

Ik wil naar Kansas!

Nawoord: Er is natuurlijk één biblioblogger die wel een heel duidelijk gezicht heeft, namelijk Edwin. Mijn excuus is dat ZBdigitaal niet het officiële blog van de Zeeuwse Bibliotheek is maar Edwin is dankzij zijn blog wel zo’n beetje het gezicht van de bibliotheek. Bij deze rechtgezet. En op het officiële weblog van de Zeeuwse Bibliotheek zijn alle stukken wel voluit ondertekend. Ook weer rechtgezet.

Musea hebben het ook niet makkelijk…

Museum MinneapolisHet artikel van Willem Huberts in het bibliotheekblad heeft de branche niet echt op zijn grondvesten doen schudden. Er is hier en daar wat over geschreven en dat is het wel, ook in de wandelgangen blijft het stil, op wat meewarig hoofdschudden na. Zijn we zo zelfverzekerd dat we ons van deze collectieve belediging niks aantrekken of komen we inderdaad moeilijk in beweging?

Eén troost: in de museumwereld is het volgens mij niet veel beter gesteld. In het NRC van vorige week stond al een beetje een knorrig artikel waarin vier museumdirecteuren roepen dat het allemaal anders moet maar ze wekken niet de indruk zelf precies te weten hoe dan. Ik vond het eigenlijk wel geruststellend om te lezen want op de een of andere manier dacht ik dat ze daar veel verder waren.  Maar ook in de museumwereld zijn ze op zoek naar wie hun doelgroep is (citaat Wim Pijbes: “ik heb maar één doelgroep, dat zijn mensen van alle leeftijden”), naar hoe ze hun collectie beter toegankelijk kunnen maken en naar hoe ze invulling moeten geven aan hun cultureel ondernemerschap.

Waarschijnlijk ben ik op het verkeerde been gezet omdat veel musea van die geweldige websites hebben. Maar het web 2.0 maakt nog niet echt deel uit van het collectieve bewustzijn van museummedewerkers. Daarom is de branche nu bezig met een eigen 23-dingen  project, ontwikkeld door o.a. Marie-José Klaver. Het lijkt erg op “onze” dingen, maar dan net even anders.  En vorige week vond in de Hermitage het Symposium Kom je ook? plaats, een Bijeenkomst over innovatie en participatie in kunst, cultuur en erfgoed, georganiseerd door Mediamatic. Als je naar het verslag kijkt ziet het er allemaal erg gelikt en hip uit, maar als je de verslagen van de sprekers leest worstelt de branche met de bekende vragen en lopen de medewerkers tegen dezelfde dingen aan als wij. “Ik wil wel, maar mijn collega’s niet”, “ik wil wel maar ik heb geen tijd om al die dingen bij te houden”,”verkwanselen we onszelf niet op deze manier?” en “daar zijn wij toch niet voor?”. 

Kortom: ook daar zijn ze er nog lang niet en die worsteling klinkt veel zwaarder dan die van ons. Ook wel eens lekker om te zien dat we niet de enige zijn. Met dank overigens aan Babette voor de attendering.

Collectiewijzer voor musea

Vorige week schreef ik een nogal meewarig stukje over collectievorming bij musea waarin ik constateerde dat de openbare bibliotheken toch echt een stuk verder waren op het gebied van collectievorming. Maar nu worden we rechts ingehaald door de musea want zij hebben vorige week de Collectiewijzer gepresenteerd: daarmee kun je rechtstreeks zoeken in 116 gedigitaliseerde collecties van niet alleen musea maar ook van instellingen en van de Collectie Nederland.

Deze collectiewijzer is een initiatief van het Instituut Collectie Nederland en het merendeel van het materiaal is ook afkomstig uit hun collectie zo te zien. Maar je komt ook stukken tegen van andere musea, zowel van de grote als van bijvoorbeeld het Nationaal Vlechtmuseum, het Nederlands Leder en Schoenenmuseum of het Natuurmuseum Dokkum.

Volgens een woordvoerder is pas 8 tot 10 procent van alle collecties gedigitaliseerd dus er komt nog heel wat bij. Dat zouden wij als bibliotheekbranche toch heel anders doen: bij ons zou je pas mee mogen doen als je collectie voor minstens 90% gedigitaliseerd was en over dat cijfer zouden we eerst ook nog heel erg lang discussiëren.

1-1 voor de musea…

Collectievorming bij musea

 

 

 

Musea in Nederland houden bij de aankoop van kunst alleen rekening met de identiteit van het museum en niet met het publiek, noch met de collectie van andere musea. Dat is de uitkomst van een onderzoek dat verricht is door Motivaction.

Altijd leuk zo’n onderzoek dat nog eens bevestigd wat iedereen al weet. Het staat nou zwart op wit, dat is wel weer handig. Uit het onderzoek blijkt ook dat de directeur vrijwel de enige is die beslist wat wordt aangekocht, curatoren of adviescommissies hebben nauwelijks invloed en er is ook nauwelijks overleg met collega-instellingen. 

Deze informatie haal ik uit het Parool van vorige week, over het onderzoek zelf (getiteld Voor de eeuwigheid?) is niks te vinden op de sites van de Mondriaan Stichting of van Erfgoed Nederland, de opdrachtgevers van het onderzoek. Daar is wel te lezen dat er volgende maand een discussie plaats vindt naar aanleiding van het rapport want er schijnt behoefte te zijn aan een nieuwe praktijk. Kopstukken uit de museumwereld gaan bij elkaar zitten en gaan waarschijnlijk de uitspraken die in het rapport gedaan zijn nog eens dunnetjes overdoen want alle sprekers van die dag hebben ook meegedaan aan het onderzoek. Aan het programma te zien hebben ze niet de moeite genomen om buitenstaanders (andere instanties die zich bezig houden met collectioneren, bijvoorbeeld bibliotheken) te vragen om hun licht te laten schijnen over het onderwerp. De musea schijnen hun probleem nogal exclusief te vinden.

Nou weet ik wel dat de collectie bij musea een heel andere rol inneemt dan bij bibliotheken. Bij musea is de collectie het uitgangspunt, het wezen, en bij openbare bibliotheken is de collectie een middel maar toch. Wij hebben er hard genoeg voor gewerkt, voor die collectieplannen, het zou toch leuk zijn om daar credits uit een andere branche voor te krijgen. En wij zijn nog niet klaar, er ís nog geen landelijk afgestemd collectiebeleid maar we komen toch een eind in de goede richting. Bij ons zijn het in elk geval de professionals die de beslissingen nemen en niet de directeur. Puntje voor ons.

get_footer() ?>