Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

geschiedenis

All of the posts under the "geschiedenis" tag.

Een plekje in de bibliotheekgeschiedenis

Na zijn speurtocht naar de oorlogsdagboeken van de Bibliotheek Deventer had Mark Deckers blijkbaar de smaak te pakken want nu heeft hij uitgezocht wat er gebeurd is met de 11 Joodse medewerkers van Nederlandse openbare bibliotheken die eind 1940 uit hun functie gezet en later ontslagen werden omdat ze Joods waren. Het boek dat hij over hen schreef werd twee weken geleden gepresenteerd in de bibliotheek van Hilversum.

Het is een heel mooi boekje geworden. Dat is een cliché en dat bedoel ik niet letterlijk, maar Mark heeft die verdwenen bibliotheekmedewerkers weer een gezicht gegeven, hij heeft van een getal op een lijstje weer mensen gemaakt en dat vind ik mooi. Hij heeft enorm zijn best gedaan om ze allemaal recht te doen en om van iedereen zo veel mogelijk te weten te komen: van de directeur uit Groningen net zo veel als van de zaalwacht uit Dordrecht. Het is een gevarieerd gezelschap: hele jonge, of juist wat oudere ongetrouwde vrouwen naast die Groningse directeur die een nogal flamboyant type was en botste met zijn bestuur dat vond dat hij administratieve gaven miste. Ook wat er gebeurd is met de mensen nadat ze ontslagen zijn verschilt nogal: ze duiken onder, gaan in het verzet of komen in kampen terecht, ze overleven een kamp of worden al heel snel vermoord.

Op de site van het Bibliotheekblad staat een verslag van de boekpresentatie en daar staat ook de tekst van de toespraak die Anne Rube, voorzitter van de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB), bij die presentatie hield. Zij gaat in op de rol van de Centrale Vereniging, de voorganger van de VOB, in het proces. Hoe die aan de ene kant wel heel erg getrouw meewerkte met de bezetter maar aan de andere kant ook zorgde voor een compensatieregeling voor de ontslagen medewerkers. Het is gemakkelijk om vanuit het nu terugkijkend te roepen dat het anders had gemoeten, maar je krijgt af en toe wel buikpijn tijdens het lezen van Marks boek. Bijvoorbeeld als je leest over het bestuur van de bibliotheek van Steenwijk, dat in financiële problemen komt vanwege de tegemoetkoming die ze aan de ontslagen bibliotheekdirecteur betalen. En dan in de bestuursvergadering verklaart dat ‘Het belang van de leeszaal gaat boven dat van mej. De Vries.’ Het is heel pijnlijk maar wel heel goed voorstelbaar.

In sommige details komt het bibliotheekwerk opeens heel dichtbij, bijvoorbeeld in de discussie uit 1939 in het bestuur van de bibliotheek Hilversum over of ze een abonnement op het NSB-blad moeten nemen of niet, want alle stromingen moeten immers vertegenwoordigd zijn. En ik moest een beetje grinniken toen ik las over die bibliotheekopleiding die was ondergebracht bij de opleiding voor Maatschappelijk werk.

Kortom: verplichte kost voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van het bibliotheekwerk. Of eigenlijk ook voor iedereen die daar niet in geïnteresseerd is, want ik vind het een must om iets te weten over de geschiedenis van je eigen vak. Het allesomvattende boek van Paul Schneiders over de Nederlandse bibliotheekgeschiedenis herinner ik me als vrij afstandelijk, Mark brengt met dit boek die geschiedenis heel dichtbij. Niet alleen dat, hij geeft die 11 medewerkers de plek in de geschiedenis die ze verdienen.

De stilte rondom de bouwput van de Noord/Zuidlijn in de Ferdinand Bolstraat

Gisteren is officieel de Noord/Zuidlijn geopend. Dat kan niemand ontgaan zijn. In de aanloop naar die opening is er veel geschreven en in de media gepraat over dat het zo fijn is dat hij nou eindelijk open is, dat het wel lang geduurd heeft en dat het ook wel veel duurder is geworden dan oorspronkelijk gedacht, maar alla: nu hebben we ook wat.

En dat hoort ook zo bij een feestje. Maar in het kader van het historisch perspectief en om het vast te leggen voor het nageslacht wil ik hier toch graag wat van mijn ervaringen opschrijven met de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Ik zal jullie de klachten over overlast besparen want iedereen kan zich wel iets voorstellen van het soort last dat je hebt als je aan de bouwput van een metrostation in aanleg woont. Letterlijk áán de bouwput, want ik woonde in de Ferdinand Bolstraat en alleen een stoep van zo’n 1,5 meter scheidde mijn voordeur van de bouwput, de graafmachines, de bouwketen en de vrachtwagens met beton.

Waar het mij om gaat is hoe de stad en de bouwers omgingen met de bewoners. Die werden, zeker in de beginfase van de aanleg, vooral gezien als lastig. Het projectbureau Noord/Zuidlijn verspreidde nieuwsbrieven huis-aan-huis en in de beginperiode organiseerde de gemeente voorlichtingsavonden en dat was het wel zo’n beetje. Op zo’n voorlichtingsbijeenkomst werd vooral uitgelegd hoe technisch knap het was wat ze gingen doen met die tunnelboor en wat voor regelingen er waren voor eigenaren om de funderingen van de panden aan de bouwput te laten versterken. Heel pragmatisch en formeel. Dat er op zo’n avond ook winkeliers waren die emotioneel uitriepen dat hun handel kapot zou gaan aan die werkzaamheden werd vooral lastig gevonden en bewoners roerden zich daar nauwelijks. Ik ook niet, want ik zat daar uit nieuwsgierigheid en ik kon me geen voorstelling maken van wat het precies allemaal zou gaan inhouden.

Cynisch was ik wel, daar hadden de ervaringen met de communicatie rondom die metro alle reden toe gegeven. Eerst al met dat referendum, waarbij alles uit de kast werd getrokken om de Amsterdammers vooral vóór te laten stemmen. Toen ze eenmaal begonnen met de aanleg van het metrostation in de straat bleek het, in tegenstelling tot wat steeds gezegd werd, allesbehalve mee te vallen met de overlast en dat was voor een paar bewoners in de straat aanleiding om zich te gaan organiseren. Dat de metro onder de Ferdinand Bolstraat kwam was te danken aan het feit dat de buurt niet georganiseerd was, want oorspronkelijk zou de lijn door de Concertgebouwbuurt gaan, maar onder aanvoering van de vrouw van de wethouder en een paar topjuristen uit de straat werden die plannen snel gewijzigd. Toen zou de lijn onder de Boerenwetering komen (zoals in het filmpje hierboven wordt gezegd) maar ook in die buurt woonden een paar juristen met invloed (aan de andere kant van het water dan, uiteraard niet aan de Albert Cuypkant). In de Pijp was er nauwelijks sprake van tegengeluiden dus daar kon de gemeente zijn gang gaan.

In 2004 werd er begonnen met de bouw. De trams werden omgeleid, de straat werd afgesloten, er kwamen hekken en toen bouwketen en opeens stonden er grote machines onder mijn raam te bulderen. En bleken ze te werken van 7 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds. Toen het gemeentelijk onderzoeksbureau ook nog eens een rapport publiceerde waarin stond dat het allemaal reuze meeviel met de overlast was de boot aan. Via de buurvrouw die bij de bakker iemand had gesproken kwam ik in contact met andere mensen in de straat die het zat waren en voordat we het wisten stonden we opeens bij een vergadering van de stadsdeelraad. En kregen we in de gaten dat er in de politiek hele andere spelregels golden dan in het dagelijks leven. Die leerden we met vallen en opstaan.

Die eerste periode moesten we vooral hard werken om serieus genomen te worden. Want tot mijn grote verbijstering bleek dat er op geen enkel niveau was nagedacht over de mensen die in de straat woonden. Voor bewoners was een communicatieprotocol opgesteld en daar bleef het wel zo’n beetje bij. Toen we lawaai gingen maken werd er gewoon nog meer gecommuniceerd en waren ze verbaasd dat we daarna nog steeds bleven zeuren. Pas toen wethouder Van der Horst een keer zelf kwam kijken kwam er beweging in. Die man stond in de standaard VVD-modus en had tot dan toe erg weinig belangstelling voor bewoners getoond, maar tijdens een rondleiding door de straat keek hij verbaasd naar de bouwhekken en naar de klodders modders die tegens de gevels spatten als zo’n graafmachine zijn lading dumpte in een klaarstaande vrachtwagen. “Als ik thuis nieuwe keukenkastjes ophang dan scherm ik de boel beter af dan hier met deze schutting. Ik begrijp niet wat het probleem is bij zo’n groot bouwproject.” Binnen een week werden de schuttingen aangepast.

Op die manier moesten we als bewonersvereniging die eerste jaren ieder dingetje opnieuw bevechten. In plaats van tot 10 uur ’s avonds werd er nog maar doorgewerkt tot 7 uur ’s avonds. Behalve in noodgevallen. En wij konden in de gaten houden of het echt een noodgeval was, dat was dan wel weer een voordeel van in die bouwput kunnen kijken. “Nee, hier moest niet nog dringend iets afgemaakt worden: die vrachtwagen reed gisteravond om 10 over 7 nog het bouwterrein op en toen hebben ze gewoon tot na 9 uur doorgewerkt.” “Lullig dat er geen metingen zijn gedaan naar het geluid van de vorige dieselgeneratoren, maar deze nieuwe generatoren maken echt heel veel meer lawaai dan die andere.”

Het stadsdeel Oud-Zuid was de eerste die doorkreeg dat er met ons best te praten viel, dat wij geen hardcore-actiegroep waren die de boel wilde saboteren maar gewoon bewoners die het vervelend vonden dat hun woongenot werd aangetast. Het stadsdeel had geen enkele invloed op de bouwactiviteiten omdat de stad de Noord/Zuidlijn tot grootstedelijk project had verklaard dat boven de stadsdelen uitsteeg. Dus het enige dat ze konden doen was tandenknarsend toekijken hoe een belangrijke wijk binnen het stadsdeel op de schop ging. Door op te komen voor de belangen van de bewoners en ons te stimuleren om een bewonersvereniging op te richten hadden ze toch nog ergens invloed.

Ook het projectbureau kreeg door dat wij helemaal niet zo onredelijk waren. Nadat de Projectdirecteur een keer aan mijn keukentafel had gezeten om te vergaderen met de Bewonersvereniging werd het allemaal steeds pragmatischer. Al vonden sommige mensen dat wel lastig: praten met burgers. Zoals die bouwmanager, die toen wij vroegen wat grouten nou precies was verbaasd zei: “ja, dat kan ik wel gaan uitleggen, maar dat snappen jullie toch niet.” Die man werd gek van ons want in zijn optiek belemmerden wij hem in zijn werk. Het was een opluchting voor iedereen toen de aannemer daar een andere manager benoemde. De boel liep meteen een stuk soepeler.

En dat is mijn punt: voordat de bouw begon werd het traject in de Ferdinand Bolstraat gezien als het deel met het meeste risico. En daar is nou net alles goed gegaan. Dat het op andere plekken mis ging is natuurlijk vooral een kwestie van domme pech maar ik ben er van overtuigd dat ook heeft meegespeeld dat de bouwers in de Ferdinand Bolstraat letterlijk op hun vingers werden gekeken. Door de bewoners en ook door het stadsdeel. Daardoor werd het projectbureau gedwongen om overal boven op te zitten, om te voorkomen dat wij weer zouden gaan zeuren of om een antwoord klaar te hebben als er toch iets was. En ze konden oefenen met “bewonersvriendelijk” zijn, zodat ze de nieuwe bouwputten die er kwamen door de aannemers konden laten inrichten met geluidsarme generatoren en de schema’s voor de betonwagens al klaar lagen voordat de bouw van start ging.

Maar goed. Ik heb er veel geleerd, die paar jaar aan de bouwput. Niet alleen over jetgrouten, diepwanden en ‘decibellen aan de gevel’,  maar ook over hoe je moet inspreken bij de gemeenteraad, over hoe een ambtelijke organisatie werkt en over dat journalisten geen belangstelling hebben voor redelijke bewoners maar liever een relletje verslaan. In 2008 werd het pand waarin ik woonde verkocht aan een projectontwikkelaar en moest ik mijn huis uit. De ergste bouwoverlast in de Ferdinand Bol was toen voorbij, de bouwput was dicht en er werd onder de grond verder gebouwd aan het station. Ik ben heel benieuwd naar het eindresultaat dus ik ga binnenkort maar eens een ritje maken.

Overigens: in dit filmpje hierboven doet Pieter-Jan Hagens dik 55 minuten over de tocht van Noord naar Zuid. Dat komt omdat hij niet de kortste weg neemt maar nodeloos allerlei overstaps maakt. Als hij op het Centraal Station meteen in de sneltram naar de Rai was gestapt was hij daar in 11 minuten geweest. Maar ja, dat had zijn boodschap een stuk minder krachtig gemaakt. Kijk, daar werden bewoners nou cynisch van, van dat soort filmpjes.

Bibliothecarissen in de oorlog

bibliothecarissen in oorlog

Vorige week zag ik het op verschillende media langskomen: dit verhaal over de rol van Amerikaanse bibliothecarissen tijdens de 1e Wereldoorlog waarin de activiteiten worden beschreven van Amerikaanse bibliothecarissen tijdens beide wereldoorlogen. Op verzoek van het Ministerie van Oorlog werden er bibliotheken ingericht in ziekenhuizen en op legerbases (de Camp Libraries)  en werden er boeken ingezameld om naar de soldaten aan het front te sturen. Er was zelfs een aparte afdeling binnen de American Library Association: de Library War Service.

ww2 bieb

De boeken die binnenkwamen via de zgn. ‘bookdrives’ werden stuk voor stuk bekeken want niet zomaar alles mocht naar het front: alleen de boeken die boosted morale, provided connections to people back home and offered technical guidance kwamen door de selectie. De boeken die bestemd waren voor de militaire ziekenhuizen moesten de lezer helpen bij het verwerken van fysieke en emotionele pijn. En certain books helped to alleviate homesickness, chase away boredom and provide training to those who wanted to land jobs when they returned home. Het was dus niet zomaar een collectie, in die Camp Libraries, maar ze had een heel duidelijk doel.

Alleen al tijdens de Eerste Wereldoorlog verstuurden ze meer dan 10 miljoen boeken, werden er op ruim 500 locaties bibliotheken ingericht en 36 Camp Libraries opgericht. Ze hadden zelfs een bibliobus, kijk hier maar. Of althans, een mobiele vestiging. Ik ga er van uit dat die auto niet helemaal naar Frankrijk ging.

Toen ik las over die Camp Libraries snapte ik die posters die je af en toe tegen komt over Amerikaanse bibliotheken uit de oorlog opeens een stuk beter. Ik verzamel ze op mijn Tenaanval bord op Pinterest, maar nu begrijp ik pas echt wat de bedoeling er van was. De poster hiernaast is uit 1917, maar ook tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er boeken ingezameld voor de frontsoldaten.

Eerlijk gezegd werd mijn aandacht in eerste instantie vooral getrokken door die foto hierboven, want die begreep ik niet zo. Vanwege die uniformen. Volgens het bijschrift zijn het American Library Association volunteers in Paris on Feb. 27, 1919. Nou weet ik niet zeker of de uniformen die ze dragen de reguliere militaire uniformen zijn of dat de bibliothecarissen hun eigen uniform hadden. Voor het verhaal neem ik maar aan dat dit speciale militaire bibliotheekuniformen zijn. Is toch net even leuker. Het is me ook niet duidelijk of het allemaal vrijwilligers waren, in die bibliotheken. Want die Camp Libraries waren niet onbemand, in die militaire kampen was wel degelijk een bibliothecaris aanwezigOf zouden dat ook vrijwilligers zijn geweest?

Al lezend ging ik mij toch afvragen hoe dat in Nederland zat, wat Nederlandse bibliothecarissen zoal deden tijdens de wereldoorlogen. De situatie is natuurlijk totaal verschillend maar toch. Over de situatie tijdens de Tweede Wereldoorlog is zijdelings te lezen bij Annejet van der Zijl’s Anna in de hoofdstukken over de jaren van Annie M.G. Schmidt in de bibliotheek van Vlissingen. In het standaardwerk van Paul Schneiders zijn beide wereldoorlogen ondergebracht in het hoofdstuk 1914 – 1964. Daarin wordt relatief veel aandacht besteed aan de ontwikkelingen op documentatiegebied en minder aan openbare bibliotheken. Volgens Schneiders werd de Tweede Wereldoorlog door veel bibliothecarissen ervaren als een onaangenaam, erg vervelend intermezzo. Klinkt toch een stuk minder idealistisch dan de Camp Librarians van de ALA.

Over bibliothecarissen tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Scheiders weinig te melden, hij noemt vooral de bibliotheken van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen die hun leeszalen extra lang opstelden zodat gemobiliseerde soldaten er gebruik van konden maken. Op zijn prachtige blog Libriana (volg dat blog!) heeft Hans Krol een heel artikel gewijd aan de bibliotheken van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen maar ook daar is het onderdeel WO I erg klein. Daar kwam ik ook onderstaande flyer tegen. nutsleeszaal WOI

 

De Leeszaal is open van 10 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds. Hoezo moderne tijd? Hoezo ontmoetingsfunctie iets nieuws? We doen het al honderd jaar blijkt hier. Het lijkt me dat deze leeszaal dus wel degelijk op ideële gronden een duidelijke functie invulde. Jammer dat er verder zo weinig bekend is over de geschiedenis van de Nederlandse Openbare Bibliotheken. Qua interessante verhalen bedoel ik dan.

Over erfopvolging gesproken

Het is vast geen toeval dat ik uitgerekend vandaag, op Koningsdag, deze video tegenkwam. Vaste lezers van dit blog weten dat ik erg vóór een monarchie ben en dat ik dus geen probleem heb met erfopvolging. Bovenstaande film gaat over Houshi, een traditioneel Japans familiehotel oftewel een ryokan die al 46 generaties door dezelfde familie gerund wordt. Gebouwd in 718 is het het een-na-oudste hotel van de wereld (het oudste hotel ter wereld staat overigens ook in Japan).

Zo’n hotel dat al bijna 1300 jaar in de familie is brengt een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee. De jonge Duitse filmer Fritz Schumann brengt prachtig in beeld hoe de familie daarmee worstelt, met name de dochter des huizes. Mooi. Niet alleen die traditie en die worsteling maar ook de beelden uit het hotel zelf. (let op die oude dame in kimono met die sigaret in haar mond, terwijl haar eten geserveerd wordt)

De wederopstanding van de bibliotheekopleiding. Een pleidooi

steve jobs en bill gates

Afgelopen zomer was het dertig jaar geleden dat ik mijn diploma als Jeugdbibliothecaris kreeg. Ja, reken maar even uit hoe oud ik ben. Hou er wel rekening mee dat ik nog heel jong was toen ik aan de opleiding begon. Echt héél erg jong….

Tegelijk met mij studeerden er nog zeker 40 jeugdbibliothecaressen af aan de Bibliotheek en Documentatieacademie in Tilburg. Daarnaast kregen een stuk of 60 studenten een BD of BOB diploma en ik schat zeker 100 mensen een diploma als assistent-bibliothecaris. Alleen al in Tilburg kwamen er dus zo’n 200 nieuwe bibliothecarissen of documentalisten van de opleiding. En toen waren er ook nog soortgelijke opleidingen in Den Haag, Amsterdam, Groningen, Deventer en Sittard. Geen idee om welke aantallen het daar ging maar ik vermoed dat ik niks raars zeg als ik beweer dat er in 1984 ongeveer 1000 nieuwe bibliothecarissen op de arbeidsmarkt kwamen.

Arbeidsmarkt

Die gingen zeker niet allemaal op zoek naar een baan in een bibliotheek of documentatiecentrum, een aantal mensen ging daarna een andere studie doen. Die waren eerder uitgeloot of mochten van hun ouders niet de studie van hun keuze doen. Of die wisten niet wat ze wilden gaan doen, dan was een paar jaar bibliotheekacademie een prima keuze. De basisopleiding duurde maar twee jaar, dus je verloor er niet al te veel tijd mee en de studie was fantastisch voor je algemene ontwikkeling. Maar een groot deel van die duizend mensen ging wel op zoek naar een baan. En vonden die vervolgens maar mondjesmaat. Want 1984 was de tijd van de grote jeugdwerkeloosheid. Jonge mensen vonden in het algemeen al geen werk maar de bibliotheekbranche zat helemaal op slot. Sommige oud-klasgenoten gingen als vrijwilliger werken in speciale bibliotheken in de hoop na verloop van tijd een voet tussen de deur te krijgen, wat soms lukte maar meestal niet. Anderen gaven het na een paar jaar vruchteloos solliciteren op en lieten zich omscholen. Onder druk van het arbeidsbureau vaak tot ICT-er, een nieuwe branche in opkomst.

Het instorten van de opleiding

In de jaren daarna nam het aantal studenten aan de verschillende bibliotheekopleidingen langzaam af. Volgens mij niet eens vanwege de arbeidsmarkt perspectieven, die waren er sowieso niet, maar vooral omdat de opleiding minder zichtbaar werd. Letterlijk omdat vanwege de fusies in het hoger onderwijs de bibliotheekopleidingen opgingen in grotere hbo-instellingen en ondergesneeuwd werden door hun grotere broers maar ook omdat de opleidingen zelf langzamerhand een duidelijke visie op het vak verloren. Althans, zo lijkt het achteraf gezien. Idealisme werd een vies woord (of in elk geval een beladen woord) dus dat sneuvelde als eerste. Ook de algemene vormende vakken verdwenen langzamerhand onder het mom van “je hoeft het niet te weten, als je het maar kunt opzoeken” en in de plaats daarvan kwam de nadruk steeds meer op techniek en informatica te liggen. Er was allengs minder aandacht voor het openbare bibliotheekwerk op de opleiding want die sector had studenten weinig te bieden. Zoals de opleidingsdirecteur twintig jaar geleden zei: “studenten willen geen stage meer lopen in de ob, want daar moeten ze alleen maar rotklusjes doen. Jullie maken het helemaal niet uitdagend genoeg.” In plaats daarvan ging het steeds meer over informatietechnologie en als ik de verhalen moet geloven meer over technologie dan over informatie.

De basis van het vak

Taaie stof en de vraag was wat je daar in de dagelijkse praktijk aan had, terwijl de basis van het vak toch niet veel veranderd is. De omstandigheden zijn alleen veranderd. Wij leerden dat de belangrijkste taken van de bibliothecaris-documentalist waren: “verzamelen, ontsluiten en beschikbaar stellen” van informatie. Toen werd het “selecteren, organiseren en distribueren”. En tegenwoordig noemen we dat cureren, oftewel: “filteren, organiseren, verrijken en delen”. Ok, dat is niet allemaal precies hetzelfde, maar in grote lijnen komt het wel op hetzelfde neer. Vooral in speciale bibliotheken zijn de principes van het werk hetzelfde gebleven: de vorm is veranderd: informatie is gedigitaliseerd. In plaats van iets op te zoeken in een boek of een almanak zoek je het nu digitaal. In plaats van via papieren circulatielijsten deel je informatie via social media, maar het blijft delen van informatie.

Openbare bibliotheken

In openbare bibliotheken is veel meer veranderd: daar is veel gecentraliseerd met name op het gebied van verzamelen, ontsluiten en distribueren. NBDbiblion en Bibliotheek.nl hebben ons veel werk uit handen genomen. En misschien omdat bibliothecarissen veel van die basiszaken niet meer zelf hoeven doen beginnen ze hun eigen vak overbodig te vinden. Dat lijkt me tenminste de enige verklaring voor het feit dat we onze eigen opleiding zo hebben laten verdwijnen. Openbare bibliotheken vragen in vacatureteksten zelden naar een bibliotheekopleiding. We hebben het zelfs liever niet lijkt het. Althans, die paar jonge mensen die van de opleiding afkomen en in een openbare bibliotheek willen werken klagen dat ze moeilijk aan de bak komen.

Bibliothecarissen zijn zeldzaam masochistisch: ze zijn er ontzettend goed in om hun eigen vak af te kraken. Iedereen kan alles beter lijkt het wel. En zeker bibliotheekdirecteuren: veel directeuren vinden dat bibliothecarissen niet (meer) zijn toegerust om in een hedendaagse bibliotheek te werken. Waarbij ze zichzelf dan uiteraard de uitzondering op de regel vinden. Maar lieve mensen, dat hebben we ons zelf aangedaan. We hebben ons vak zelf uitgehold, te beginnen met het rücksichtslos uitvoeren van Stef van Breugels adviezen over functie-innovatie. Het lijkt me hoog tijd voor een tegenbeweging. Voor nieuw elan, voor een wederopstanding van de bibliothecaris en van de bibliotheekopleiding. Niks ten nadele van de GO of de bestaande hbo opleidingen maar de opleiding tot Informatiemanager of Media, Information and Communicatie specialist sluit niet echt aan bij ons werkveld. Ik krijg niet de indruk dat daar veel aandacht wordt besteed aan openbare bibliotheken. Niks onderwijs, leesbevordering, laaggeletterdheid, volksverheffing of mediawijsheid. Zelfs geen retailformule.

Een nieuwe bibliotheekopleiding

We hadden al nooit een academische bibliotheekopleiding en nu die ene leerstoel bibliotheekwetenschap ook nog op de tocht dreigt te staan lijkt het me tijd voor actie. In de aanval zou ik zeggen: red niet alleen de leerstoel bibliotheekwetenschap maar zorg er ook voor dat er een volwaardige bibliotheekopleiding komt voor openbare bibliotheken. Door het verhogen van de pensioenleeftijd hebben we er plotseling twee jaar bijgekregen omdat veel collega’s nu langer zullen moeten doorwerken maar over een paar jaar gaat de grote uitstroom echt beginnen. Al die mensen die 30 jaar geleden die banen bezetten waardoor al die jongeren iets anders gingen doen zullen dan echt vertrekken. En die kun je niet allemaal vervangen door marketeers, historici, literatuurwetenschappers, bedrijfskundigen, pabo-ers en communicatiespecialisten. Daar zullen toch op zijn minst een paar mensen met een bibliotheekachtergrond bij moeten zitten om er voor te zorgen dat de boel bij elkaar blijft.

Overal ter wereld bestaan universitaire bibliotheekopleidingen (alleen in Taiwan al 11, volgens Frank Huysmans) en wij hebben niet eens een volwaardige hbo-opleiding. Toen ik dat een paar geleden uitlegde aan een paar Deense en Amerikaanse bibliotheekstudenten geloofden ze me niet. Daar is het vak onverminderd populair. Het is dus niet zo “dat studenten niet willen”, wij hebben ze gewoon niks te bieden. En ja, ook in Vlaanderen wordt de  postacademische vorming Informatie- en Bibliotheekwetenschap opgeheven maar dat lijkt me des te meer reden om in Nederland weer met een opleiding te starten. Een nieuw credo heb ik al, in plaats van “verzamelen, ontsluiten en beschikbaar stellen” stel ik voor om “inspireren, creëren en participeren” als uitgangspunt te gebruiken. Met dank aan Rob Bruijnzeels. Een opleiding waarin het sociaal-maatschappelijke belang van de openbare bibliotheek het uitgangspunt is. Met een combinatie van vakken op het gebied van educatie, communicatie, bedrijfskunde, psychologie, onderwijskunde en een flinke dosis geschiedenis van het vak. En uiteraard ook content curatie. Ik weet niet of de Rondetafelconferentie over de toekomst van het informatievak van Initiatiefgroep KEI de juiste plek is om zoiets aan te kaarten. Dat lijkt me nou juist over het technische deel van het vak te gaan. Maar daar vergis ik me misschien in. Is het niet een mooie taak voor de VOB, om zich daar sterk voor te maken? Het gaat over het voortbestaan van het vak en daarmee ook om het voortbestaan van de vereniging. Werkgroepje oprichten? Ik stem vóór.

Volgens Twitter zou bovenstaande foto van Steve Jobs en Bill Gates uit 1984 zijn. Het jaar waarin ik mijn diploma kreeg. Maar hij blijkt uit 1985, Jobs en Gates geven hier samen een persconferentie over Microsoft.

Nog eentje voor de verzameling

In de serie Australian Diary, een filmpje uit 1949 over de pionierstijd van het openbare bibliotheekwerk in Australië. Over hoe een nieuwe openbare bibliotheek in de buurt van Sidney de basis is voor een progressive booklending movement  die zo succesvol is dat ze sinds kort een bibliobus hebben om kinderen in de regio wekelijks van boeken te voorzien.

Ik hou van dit soort filmpjes, met zo’n gezwollen stem en bijbehorend taalgebruik. Maar wat ik hier vooral zo prachtig aan vind is de vanzelfsprekendheid van het feit dat lezen goed voor je is. Met zinnen als reading is a key to the world’s knowledge en mijn absolute favoriet: It’s concentrated magic. Vorig jaar had ik al eens een Canadees filmpje, van een bibliotheek in een tram, in de serie Unusual occupations. Ook leuk, en zelfs in kleur. Maar deze is aandoenlijker. En overigens afkomstig uit het National Film & Sound Archive Australia.

Geschiedenis toegankelijk maken

Charles Dickens die in een Morrissey-achtig lied over zijn eigen leven zingt. Weet niet of dat nou echt recht doet aan Dickens, maar geestig is het wel. Ben alleen wel bang dat elke keer als ik ergens de naam Dickens lees, ik vanaf nu die rondslingerende gladiool in zijn hand zie. Maar ik weet nu ook dat Dickens opgroeide in een countryhouse dat op zijn 10e verkocht moest worden omdat zijn vader in de gevangenis belandde. Dus ik heb er wel iets van opgestoken…

En dat is precies de bedoeling. Dit liedje komt uit een tv-serie voor kinderen over geschiedenis, gebaseerd op Horrible Histories, een Britse serie kinderboeken over geschiedenis. They are designed to engage children in history by presenting the unusual, gory, or unpleasant aspects in a tongue-in-cheek manner in contrast to the formality of lessons taught in school. Die kinderboeken werden zo’n enorm succes dat er een heel bedrijf omheen gebouwd is dat zich bezig houdt met spelletjes, tv-series, tijdschriften en zelfs een theaterstuk. Ze beperken zich ook niet meer tot alleen geschiedenis, maar schrijven over een breed scala aan onderwerpen. Een aantal van de boeken zijn in het Nederlands vertaald in de serie Waanzinnig om te weten.

Heel populariserend al die boeken, maar ’t werkt wel. En het klopt ook. Die gladiool van Dickens is niet toevallig, want Morrissey stond in het oorspronkelijke clipje van This Charming Man ook met een gladiool te zwaaien. En het liedje van Dickens eindigt ook vast niet toevallig met de zin Heaven knows I’m miserable now….  Op het Youtube kanaal van de Horrible Histories staat een groot aantal liedjes, en daar zitten een paar erg leuke filmpjes bij, zoals de Vikingen, die als Simon en Garfunkel heel zijig door een bos lopen of de Griekse filosofen die als de Monkees rondhuppelen.

Nog een leuke tip voor een muziekkwis, raad het origineel, misschien?

Dribbelige bibliothecarissen

Artis5Toen ik ’s ochtends op dat IBBY conferentieoord kwam voelde ik me al kribbig worden. Ik had het idee dat ik weer terug was in de bibliotheekwereld van 1930. Die werd toen uitsluitend bevolkt door vrouwen, die als hennen heen en weer liepen en deden of ze iets goed konden organiseren. Ik ben echt niet tegen vrouwen, maar dit soort dat zo dribbelig dingen verkeerd doet daar had ik vroeger al weerstand tegen en dat gevoel was er gisteren weer.

Annie M.G. Schmidt, 1988

Bovenstaand citaat komt uit het boekje Annie M.G. Schmidt en de bibliotheek van Marcel Raadgeep, het nieuwjaarsgeschenk van de OBA. Heel herkenbaar die beschrijving. Niet erg aardig, dat “die deden of ze iets goed konden organiseren” maar ik snap wel meteen wat ze bedoelt. Het heeft iets te maken met de hang naar ordening en de regeldrift die veel bibliothecarissen hebben. De enorme behoefte aan praktisch bezig zijn en de zucht naar structuur en vastigheid. Dat was blijkbaar in de jaren ’30 zo en dat is nu nog steeds zo. Bij veel bibliothecarissen althans.

De branche wordt niet meer uitsluitend bevolkt door vrouwen, maar die drang is er nog steeds. En bij de vrouwelijke collega’s zie je dat sterker dan bij de mannen. De vraag is natuurlijk of die behoefte vanzelf ontstaat als je in een bibliotheek gaat werken, of dat mensen die houden van structuur kiezen voor het vak van bibliothecaris. Ik hou het op het laatste…

Maar ik heb er wel eens moeite mee: dat massaal duiken op een oplossing voordat helder is wat het probleem precies is. In mijn vorige stukje schreef ik er ook al over en de afgelopen dagen spookt het steeds door mijn hoofd: ik vind het lastig dat bibliothecarissen (en daarmee bedoel  ik mensen die in een bibliotheek werken, onafhankelijk van welke opleiding ze hebben) zo’n behoefte hebben aan modellen en formats. Eén bibliotheek heeft een oplossing gevonden voor een lokaal probleem en hup, die oplossing wordt rücksichtslos gekopieerd naar allerlei andere situaties. Zonder te kijken of dat wel past bij die andere situatie. Want ja:  het werkte daar dus dan werkt het hier ook. Zij een meubel, wij ook een meubel. Hunnie een steunpunt, wij ook een steunpunt. Begrijp me goed: er is niks mis met het overnemen van een goed idee: beter goed gejat dan slecht bedacht. Maar denk, voordat je meteen in de uitvoering springt, eerst eens na over je eigen situatie: is dit echt wel de beste oplossing voor jouw probleem? Heb je eigenlijk wel een probleem of vind je het alleen maar een leuk idee?

In het boekje over Annie M. G. Schmidt wordt een brief aangehaald die Schmidt in 1958 schrijft aan de Centrale Vereniging van Openbare Bibliotheken. Ze is dan al 12 jaar het vak uit, maar op verzoek blikt ze terug. Ze noemt de bibliotheek haar thuis. Ik kan u bijvoorbeeld zeggen ik vader haatte en moeder liefhad. Ik haast me erbij te vermelden dat ik met ‘vader’ niet een persoon bedoel. Met ‘vader’ bedoel ik hier de strenge orde van de apparatuur, de catalogi, de titelbeschrijving, het eindeloos gemier met puntkomma’s, dat was vader. En als vader dan de ordening was: met ‘moeder’ bedoel ik de ziel en de zin, namelijk de relatie tussen boeken en mensen, het liefdevol bij elkaar brengen van die twee, het aan elkaar schakelen van bepaalde boeken en bepaalde mensen.

Ik vind het een mooie beschrijving van de twee kanten van ons vak. Ze horen er allebei bij, ze zijn allebei belangrijk maar de ene kant ligt me nou eenmaal beter dan de andere. Ik ben meer ‘moeder’ dan ‘vader’. Maar dat vindt waarschijnlijk iedereen van zichzelf.

Wat je kunt leren van bibliobussen

Als oud-voorzitter van het Landelijk Platform Bibliobussen heb ik nog steeds een zwak voor bibliobussen. In heel Nederland beginnen ze langzamerhand te verdwijnen, alleen in Zeeland zijn ze zo verstandig om te investeren in de bussen.

Ik begrijp nog steeds niet waarom er zo’n dedain rondom de bussen hangt, waarom veel mensen het een soort van minderwaardig bibliotheekwerk vinden. Of ik begrijp het wel: als je alleen in aantallen denkt dan is een bibliobus waar “maar” 4000 materialen in staan klein bier. Maar dan zie je niet dat dat vanwege de hoge circulatie in een bus dat elke week 4000 andere materialen zijn. En dan laat je de sociale rol die een bus heeft al helemaal buiten beschouwing. Maar goed, daar heb ik me in het verleden al boos genoeg over gemaakt.

In het buitenland zijn de bibliobussen nog volop in actie, daar wordt het werk nog heel serieus genomen. Want wat is er nou meer Outreach dan een bibliobus die de mensen letterlijk opzoekt?

Ook op een andere manier worden de bussen daar serieus genomen. Op dit moment legt Derek Attig, een historicus, de laatste hand aan zijn proefschrift Here Comes the Bookmobile: Public Culture and the Shape of Belonging. Over de rol die bibliobussen speelden bij de vorming van gemeenschappen in de Verenigde Staten gedurende de 20e eeuw. Over de sociale rol van de bibliobus dus.

In particular, it tells the story of the rise of an idea about community–as a “common consciousness” produced by shared infrastructure–and the fate of that idea in a century often marked by discrimination, dislocaton, and distrust.

Fijn, dat er ook eens iemand van buiten de branche het fenomeen serieus neemt. Die ziet dat een bibliobus meer is dan een rijdende boekenkast. Ik ben erg benieuwd naar dat boek…

Derek houdt ook een blog bij waarin hij interessante of rare verhalen en foto’s deelt die hij bij zijn archiefonderzoek naar bibliobussen tegenkomt. Voor de liefhebbers. En voor de echte liefhebbers verwijs ik ook graag naar de verzameling foto’s van Nederlandse bussen op Flickr.

get_footer() ?>