Bij mijn bezoek, recentelijk, aan de grote musea van Londen viel me de open manier op waarop zij het publiek benaderen. Nou begint het verschil met Nederland natuurlijk al bij de ingang want alle musea in Londen zijn gratis en je wordt, vrij dringend, verzocht een donatie te doen. Alleen al de verschillende manieren waarop je zo’n verzoek kunt doen is een studie waard.
Eenmaal binnen word je op een hele vriendelijke manier ontvangen, niet eens zozeer door het personeel want dat is net zo aardig of onaardig als bij ons. Maar er is iets in de manier waarop je als bezoeker benaderd wordt en waarin de musea met hun collectie omgaan die anders is dan bij ons. Ik probeer al een paar dagen om voor mezelf te formuleren waar het verschil nou precies in zit maar ik kom er niet helemaal uit. Het heeft iets te maken met de toon die ze aanslaan: trots maar niet uit de hoogte, informatief maar niet saai en educatief maar niet kinderachtig. Misschien is het gewoon de Engelse manier van praten, dat zou kunnen, maar dat is niet het hele verhaal.
Het zit hem ook in de manier waarop ze tentoonstellingen maken, het verhaal dat ze vertellen met hun collectie en vooral het plezier dat ze uitstralen. De overtuiging dat het heel belangrijk is wat ze doen en dat ze zoveel mogelijk mensen willen laten meeprofiteren van het genoegen dat zij beleven aan al die mooie en interessante dingen. Ze hebben een duidelijk idee van wat ze willen zeggen en ze verplaatsen zich in de bezoeker om zeker te zijn dat hun boodschap goed over komt. Misschien zit daar het verschil met Nederlandse musea: die gaan veel meer uit van het grote idee en van de gedachten van de tentoonstellingsmaker daarbij, niet van de kennis of de mening van de toeschouwer.
Dat levert een tentoonstelling op als bijvoorbeeld Close Examination in de National Gallery. Van een relatief saai onderwerp als kunsthistorisch onderzoek maken ze met een spannende titel en een Da-Vinci-code-achtig affiche een boeiende tentoonstelling, waarin bijvoorbeeld aan de hand van pigment-onderzoek wordt aangetoond dat het schilderij Oude man in een leunstoel níet van Rembrandt is. De bijbehorende teksten zijn interessant maar niet eenvoudig, voor de vaktermen wordt er een woordenlijst bijgeleverd. Het werkt, want het was druk op de tentoonstelling. Ik verwachtte dat mensen zouden afhaken als zou blijken dat de tentoonstelling niet gericht was op spanning en sensatie (over meestervervalsers en oplichting) maar dat was niet zo: alle teksten werden uitvoerig bestudeerd.
Ik wil best geloven dat Nederlandse musea ook proberen om zich te verplaatsen in hun publiek, en het lukt misschien ook best wel eens, maar over het algemeen overheerst in Nederland toch altijd een van beiden: óf de tentoonstellingsmaker met zijn theoretisch kader óf de communicatiemedewerker met zijn “als-het-maar-niet-te-moeilijk-is”. Het gaat nog niet eens zozeer over de moeilijkheidsgraad van een tekst maar meer over de toon die wordt aangeslagen. Het Rijksmuseum komt een heel eind in de buurt, bijvoorbeeld met hun tentoonstelling van Jan Six (heel chic dat ze die hele tentoonstelling op internet zetten overigens) maar dat is wel een uitzondering.
Op de foto hierboven zie je de ingang van Tate Modern, op de achtergrond zie je o.a. de werkzaamheden van de uitbreiding van het museum. Explore, experience and enjoy: hoeveel musea hebben dat zo nadrukkelijk geformuleerd en handelen daar ook naar? Toen ik dat zag moest ik meteen aan de kernfuncties van de bibliotheek denken (eens een bibliothecaris, altijd een bibliothecaris). Dat “experience” is in de bibliotheek iets dubieuzer (de beleefbibliotheek is toch nooit echt goed aangeslagen) maar “explore” en “enjoy” past natuurlijk wonderwel. En wat doen bibliotheken daar dan mee? Hoe serieus nemen wij die zelfopgelegde opdracht? Bibliotheken zijn toch vaak verstrikt in in de dagelijkse gang van zaken en komen daardoor niet echt toe aan het invulling geven aan die verdieping van hun taak. Daar hangt die manier van hoe je je publiek benadert ook weer mee samen: als je daar eigenlijk niet genoeg tijd voor hebt, heb je al helemaal geen tijd om goed na te denken over de toon die je daarbij aan slaat. Dat leidt tot een vicieuze cirkel want als je niet de juiste toon aanslaat komen de mensen niet en als je niet genoeg mensen bereikt mag je er van je directeur minder tijd aan besteden want je doelgroep is te klein.
Lastig.
Recente reacties