Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

bibliotheken

All of the posts under the "bibliotheken" tag.

Een treurig jubileum

Op 25 juni 1953 brachten de American Library Association en de Association of American Publishers gezamenlijk een statement uit over het verbieden van boeken. De eerste zin van dat statement is The freedom to read is essential to our democracy. It is continuously under attack. Vandaag is dat precies 70 jaar geleden en zagen de ALA en de AAP zich genoodzaakt om dat statement nogmaals onder de aandacht brengen. Want die vrijheid om te lezen komt in de Verenigde Staten alweer steeds meer onder druk te staan.

Het is een onderdeel van de campagne Unite Against Book Bans waarin bibliotheekorganisaties, uitgevers, schrijvers, journalisten en onderwijsorganisaties het publiek oproepen om zich uit te spreken tegen het verbieden van boeken. Inclusief handige toolkit waarin niet alleen wordt uitgelegd wat je allemaal kunt doen en wie je zou kunnen aanschrijven maar uiteraard is er ook merchandise.

Akelig. En onvoorstelbaar. En ik hoop dat we hier nooit zo’n campagne nodig zullen hebben.

WIJ JULIANA : over de bibliotheekwet

Bij het leegmaken van een kast op mijn kamer vond ik onder een stapel oude jaarrekeningen iets dat me deed denken aan een schoolkrant van vroeger: een bundeling van wat leek op getypte blaadjes. Het eerste dat ik las was WIJ JULIANA en daarna zag ik pas dat er boven stond BESLUIT COLLECTIE OPENBARE BIBLIOTHEKEN. In het pakketje zat niet alleen een besluit Collectie maar ook nog de besluiten Huisvesting, Openingstermijnen, Personeelsformatie en Rechtspositie Personeel Openbare bibliotheken, allen inclusief een Nota van Toelichting.

Bibliotheekwet 1974/75

Er staat geen duidelijk jaartal in dit stuk maar na enig gepuzzel denk ik dat dit de teksten zijn van de Besluiten die zijn vastgesteld naar aanleiding van de Bibliotheekwet, die in 1974 werd vastgesteld en inging per 1 juli 1975. Deze besluiten werden vastgesteld in 1976 en 1977. Een heel toepasselijke vondst nu er weer een nieuwe bibliotheekwet aan zit te komen. We hebben nog geen idee hoe die nieuwe wet er uit gaat zien, maar dat het voor een impuls gaat zorgen is zeker. Deze wet uit de zeventiger jaren zorgde voor een enorme groei van openbare bibliotheken in het land, zo’n beetje de basis van hoe het bibliotheeklandschap er nu ongeveer uit ziet. Deze besluiten die ik vond zijn vooral heel praktisch en wellicht ook nog interessant voor diegenen die op dit moment bezig zijn met een SPUK aanvraag want in 1976 werd heel precies beschreven hoe een bibliotheek er uit hoorde te zien.

Zo somt het besluit Collecties in artikel 2 op hoe groot een collectie dient te zijn. Ze noemen dat het normbezit en dat is afhankelijk van het aantal inwoners van het werkgebied. Het is een enorme lijst:

Inwonertal werkgebied tot 1.000 inwoners = 6.000 banden

vanaf 1.000 inwoners = 8.000 banden

2.000 inwoners = 10.000 banden

3.000 inwoners = 12.000 banden

4.000 inwoners = 14.000 banden

5.000 inwoners = 15.500 banden

etc. etc.

tot aan

1.000.000 inwoners = 550.00 banden.

Meer dan 1.000.000 inwoners = 550.000 + 25.000 per 100.000 inwoners boven de 1.000.000. (Ze dachten duidelijk vooruit toen.)

Exacte cijfers

Niet alleen over de collectie zijn de besluiten zo dwingend maar ook over het gebouw. Het Besluit Huisvesting beschrijft niet alleen welke ruimtes een bibliotheek moet hebben maar ook hoe groot die moeten zijn: een ‘gecombineerd administratief uitleencentrum voor volwassenen en jeugd’ (oftewel een balie) moet in een werkgebied van 5.000 tot 10.000 inwoners 40 m2 zijn. ‘De uitleenruimte heeft ten minste een oppervlakte van 15 m2 per 1.000 daar geplaatste banden waaronder begrepen de daarvan uitgeleende banden.’

Fascinerend om te lezen. Vooral ook om te lezen over de inspecteur die goedkeuring dient te geven aan plannen die afwijken. (Een bibliotheekinspecteur! Daar zou ik graag meer over weten) In de Nota van toelichting wordt overigens ook opgemerkt dat een bibliotheek die ‘in één complex is ondergebracht met verwante werksoorten’ ten zeerste wordt aanbevolen. Ook over openingstijden zijn ze ondubbelzinnig: een hoofdbibliotheek in een werkgebied tot 75.000 inwoners dient 48 uur per week open te zijn, een filiaal in een werkgebied tot 5.000 inwoners 16 uur en een jeugdfiliaal in een werkgebied tot 5.000 inwoners 14 uur. In het Besluit personeelsformatie staat dat ‘Per telkens 2.000 inwoners van het verzorgingsgebied wordt één formatieplaats toegekend.’ En ook dat van het totaal aantal formatieplaatsen ten minste 45% en ten hoogste 55% wordt besteed aan bibliotheektechnisch personeel.

Normering

Naar aanleiding van deze besluiten werden in 1978 door verschillende werkgroepen binnen het NBLC (de voorganger van de VOB) commissies ingesteld die aan de slag gingen met het vertalen van deze normen naar een praktische uitvoering. Dit leidde in 1981 tot Richtlijnen voor de normering van het openbare bibliotheekwerk, het zogenaamde paarse boekje. Ik vond het boekje nog achter in mijn eigen boekenkast, want dat heb ik blijkbaar moeten aanschaffen toen ik aan de bibliotheekopleiding begon. Dat boekje is samengesteld door de Kommissie Koördinatie normering en die schrijft over kollekties en kollektienormen… In het boek wordt door de verschillende werkgroepen heel praktisch uitgelegd hoe de normen toegepast moeten worden en wat dat in de praktijk betekent. Van hoe groot een wisselkollektie moet zijn in een instelling, hoeveel uur je nodig hebt om patiënten in een ziekenhuis te bezoeken (maximaal 25 bedden per uur) , wat er in een kollektie bladmuziek hoort te zitten en hoeveel tijdschriften je als bibliotheek moet hebben tot hoeveel banden er passen op een plank, hoe diep een prentenboekenbak is en hoe het met afschrijftermijnen zit.

Vakkennis

Gezien de aantekeningen in het boek heb ik er echt les uit gehad en ik weet dat we een vak ‘Bouw en Inrichting’ haden maar van de lessen zelf herinner ik me eerlijk gezegd niks meer. Blijkbaar is er wel van alles blijven hangen want de principes en de uitgangspunten van wat een collectie is en hoe een bibliotheekgebouw werkt zitten ergens diep in mijn systeem verankerd. Dat soort kennis is in rap tempo aan het verdwijnen uit de branche (en dan bedoel ik niet die cijfers maar de algehele principes) dus misschien is het opzetten van een cursus bibliotheekinrichting nog niet slecht idee. Want het lijkt me toch wel handig om bij het maken van nieuwe vestigingen niet helemaal afhankelijk te zijn van een leverancier of een bibliotheekinrichter, waar ze alles weten over kasten en bakken maar weer niks over collecties waar ze bij de NBD dan weer wel verstand van hebben.

Nieuwe wet

De wet uit 1974 werd in de jaren ’80 alweer ingetrokken, wat de deur openzette voor de afbraak van het bibliotheekwerk in de jaren daarna. Gelukkig komt er nu dus weer een nieuwe wet aan. Die moet nog gemaakt worden maar gezien de voorwaarden die aan de huidige SPUK regeling gesteld worden hebben ze op het Ministerie wel gedachten over hoe goed bibliotheekwerk er uit ziet: een bibliotheek is een gebouw, een beetje in de buurt, met ruime openingstijden, professioneel personeel en veel activiteiten. Ik verwacht niet dat er ook dit soort lijsten met cijfers en concrete voorschriften in zullen staan, al zou dat voor sommige bibliotheken misschien nog helemaal niet zo gek zijn.

Die cijfers zouden dan wel moeten worden aangepast naar de huidige tijd, want los van dat geen enkele bibliotheek meer een ‘administratief uitleencentrum’ heeft zijn ook de collectiecijfers tegenwoordig heel anders. Om het even op onze eigen bibliotheek te betrekken: ons werkgebied is 80.000 inwoners en volgens de normen uit 1976 zou onze collectie dan 120.000 banden moeten hebben. We hebben op dit moment ongeveer 80.000 banden en we horen daarmee in het land bij de bibliotheken met een grote collectie. Dus maak het sommetje zelf maar.

*Correctie 5 juni ’23: in een eerdere versie van dit stuk stond dat de bibliotheekwet uit 1976 dateerde. De wet zelf werd al eerder aangenomen dus dat is gecorrigeerd.

Leren van Lego

Afgelopen week was ik met een aantal collega’s uit Limburg en Brabant op een door Cubiss georganiseerde studiereis naar Denemarken. We gingen (uiteraard) naar Aarhus, naar de wereldberoemde en vaak bekroonde bibliotheek Dokk1. Omdat het anders wel een heel suf tripje zou worden waren er ook nog een paar andere bezoeken gepland, o.a. naar het Lego House. Voor mij was dat franje, want het hoogtepunt zou uiteraard Dokk1 zijn, daar verheugde ik me zeer op. Achteraf bleek het hoogtepunt juist de Lego-dag te zijn. Niet dat Dokk1 niet interessant was, uiteraard niet. Het was een prachtig gebouw en de programmering was indrukwekkend en ik was jaloers op hoe goed het gebouw gebruikt wordt. Ook goed om te horen dat in Denemarken de bibliotheken van de gemeente zijn dus dat verklaarde de loketten van de burgerlijke stand in Dokk1. Nuttige informatie allemaal, goed om te weten, fijn om gezien te hebben.

Maar van de dag die in het teken van Lego stond heb ik het meest geleerd. Waarschijnlijk omdat ik eigenlijk niks wist van Lego. Ja, die blokjes. Ik kan me niet herinneren dat ik als kind Lego heb gehad, ik had een heel fanatiek Lego-neefje, dus als we bij hem waren dan speelde ik er wel eens mee. Ik weet dat er een hype is van volwassenen die Lego-modellen bouwen maar zelf weet ik er weinig van. Dus ik ging volkomen blanco naar het Lego House in Billund. Voor de mensen die er net zo weinig van af weten als ik: het Lego House is een plek waar Lego fans elkaar kunnen ontmoeten (volgens Lego). Het is een combinatie van een museum en een educatief centrum. In de kelder wordt de geschiedenis van het Lego concern verteld maar het belangrijkste deel is het interactieve gedeelte: een soort van hele grote speeltuin met een duidelijke gedachte er achter: leren door te spelen. Lego heeft een hele duidelijke visie op leren en spelen en ook op welke rol zij daarin voor Lego zien weggelegd. Volgens hen is spelen een van de beste manier om dingen te leren en om je hersenen te ontwikkelen. Daarom is het Lego House onderverdeeld in verschillende afdelingen, waar kinderen verschillende dingen kunnen ontwikkelen: in de blauwe zone moet je problemen oplossen en ontwikkel je je cognitieve vaardigheden, in de groene zone moet je samenwerken, dat is goed voor je sociale vaardigheden en in de rode stimuleer je de creativiteit.

Allemaal nieuw voor me en dus heel leerzaam. Het mooie was dat we daarna de bibliotheek van Billund bezochten. Het dorp Billund heeft maar ongeveer 7000 inwoners, het is de thuishaven van de Lego groep, de oprichter van Lego kwam hier vandaan en hier stond de eerste fabriek en nu ook het internationale hoofdkantoor. De bibliotheek zit in een non-descript jaren ’70 multifunctioneel gebouw, een beetje zoals je verwacht in een dorp. Hier dus geen patserige architectuur maar ze hanteren dezelfde principes als in Aarhus: we zijn er voor de mensen, het gebouw moet gebruikt worden en er is veel aandacht voor spelen. De bibliotheek is open van 7 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds, een groot deel van die uren onbemand. Als er geen personeel aanwezig is dan kunnen inwoners het gebouw binnen met hun bibliotheekpasje, er zijn ook bibliotheken waar je naar binnen kunt met het pasje van je zorgverzekeraar. We hebben daar niet op doorgevraagd maar de Denen vonden dat zelf heel erg logisch… De bibliotheek functioneerde als een mix van buurtcentrum, kinderspeelplaats en bibliotheek. Ook in Billund was er veel speelgelegenheid voor kinderen en de vele expats die in Billund woonden gebruikten het gebouw als vergaderplaats.

Het was vooral die aandacht voor spelen die me opviel. In de bibliotheken leek het soms een gimmick, een manier om kinderen te trekken, maar bij Lego nemen ze het heel serieus. En ja, ze maken speelgoed dus spelen is hun ‘core business’ maar hun geloof in het belang van spelen zit echt heel diep. Alles wat ze doen is daarvan doordrongen. Ze nemen kinderen ook heel serieus, daarom deel ik graag het filmpje hierboven. “The LEGO Group believes children’s voices need to be heard” en daarom vliegen ze kinderen vanuit de hele wereld naar Billund om te praten over de toekomst van de wereld. Ik sluit niet uit dat meespeelt in mijn enthousiasme dat die bijeenkomst in het Lego House was, dus die trap waar je ze in het begin op ziet lopen, daar liepen wij ook.

Wat heb ik geleerd op deze reis? Dat meer gespeeld moet worden. Dat je je omgeving moet vragen wat zij belangrijk vinden en dat je daar ruimte aan moet bieden. En dat je spelen heel serieus moet nemen.

De prijsuitreiking en de Beste Bibliotheek

Drie weken geleden werd de prijs voor beste bibliotheek van Nederland uitgereikt aan de bibliotheek Hoogezand. Die prijsuitreiking was feestelijk en gezellig en heel goed georganiseerd maar helaas wel maar voor een klein publiek. In het verleden was die prijsuitreiking op het Landelijk Bibliotheekcongres en ook wel eens in het Beatrixtheater in Utrecht. Vorig jaar was het, net als dit jaar, bij NBDbiblion in huis. Toen was er een live-stream omdat er geen gasten bij mochten zijn. Nu was die live-stream er niet en dat voelt toch een beetje kaal, hoe gezellig die prijsuitreiking ook was. Komende week komt er een themanummer van Bibliotheekblad uit, helemaal gewijd aan de prijs, met de juryrapporten en zelfs portretten van de juryleden. Omdat ik één van die juryleden ben sta ik daar dus ook in. Om een klein beetje extra aandacht voor de prijs te vragen plaats ik hier graag het filmpje dat NBDbiblion heeft gemaakt van de feestelijke ceremonie.

Er werden dit keer twee prijzen uitgereikt: één voor de winnaar van de schrijfwedstrijd, waarin bibliotheekbezoekers waren uitgedaagd om te vertellen wat de bibliotheek voor ze betekent, en één voor de beste bibliotheek. Die schrijfwedstrijd had trouwens twee winnaars en er werden zes prijzen uitgereikt, want er waren twee categorieën: jeugd (tot en met 16 jaar) en volwassenen en in elke categorie waren er prijzen voor de nummers 3, 2 en 1. Vandaar dat je in het filmpje Gerdi Verbeet ziet, want die was de voorzitter van de jury van de schrijfwedstrijd en zij reikte dus ook de prijzen uit. De beste verhalen (en gedichten) zijn gebundeld in een boekje. Dat hebben bibliotheken cadeau gekregen namens de VOB (uitleenklaar uiteraard) en het is de moeite waard, het zijn soms echte liefdesverklaringen. Ik heb er twee verhalen uit Roermond in gevonden, erg ontroerend.

Als jury voor de verkiezing van Beste Bibliotheek hebben we alle genomineerde bibliotheken bezocht, wat overigens nog een hele klus was, alleen al omdat Terneuzen en Hoogezand zo’n beetje diametraal tegenover elkaar in het land liggen. Het waren interessante bezoekjes, niet alleen om met eigen ogen de bibliotheek te bekijken maar ook om te zien hoe verschillend de bibliotheken zich presenteerden. De jury kwam om een gesprek met de directeur te voeren, in sommige gevallen werd dat een gesprek met het hele MT in andere gevallen voelde het alsof alle medewerkers waren opgetrommeld om iets te doen. In die gevallen was het fijn dat er behalve een bezoek door de jury ook nog een tweede, onaangekondigd bezoekje was door het Bibliotheekblad. We aten Zeeuwse bolussen, kregen goodiebags en vroegen ons op de terugweg af of die ene klas nou net toevallig op bezoek was of dat dat opzet was. Toen de stembussen open gingen was het ook mooi om te zien hoe de verschillende bibliotheken omgingen met de publieksjury: er waren bibliotheken die maar foto’s bleven delen op social media van mensen die gestemd hadden, er werden artikelen in regionale kranten geschreven over de bibliotheek en de bibliotheek Hoogezand haalde zelfs radio 3FM.

Het publiek mocht dus ook stemmen en als ze wilden konden ze hun stem toelichten. Al die toelichtingen kregen wij als jury toegestuurd en dat was af en toe best bijzonder. Soms mailden mensen alleen maar HOOGEZAND of ALMELO! en soms waren er uitgebreide toelichtingen. Er was iemand die mailde dat hij op bibliotheek X gestemd had, als strategische keuze, om te voorkomen dat bibliotheek Y zou winnen want die had nauwelijks literatuur van betekenis in de collectie. Of die meneer die op bibliotheek Z had gestemd en na een lofzang over hoe geweldig die bibliotheek was opeens klaagde over het vele geklets aan de leestafel en zijn mail eindigde met ‘bibliotheek is voor mij een punt van rust in Nederland zolang er geen gillende kinderen worden uitgelaten’. Maar de overgrote meerderheid van de toelichtingen ging over hoe behulpzaam de medewerkers waren, hoe mooi het gebouw was, hoe ruim en netjes het er was en hoe fijn het was dat er taalmaatjes waren en lezingen, spreekuren of wat dan ook werden georganiseerd. En ja, de koffie werd soms ook genoemd.

Zowel die schrijfwedstrijd als de verkiezing van Beste Bibliotheek zorgden voor positieve verhalen over bibliotheken, en die kunnen niet vaak genoeg verteld worden. Dus wat mij betreft blijven die nog lang bestaan.

De bibliotheek is aardig

Op dit stukje zit ik al een poosje te broeden, eigenlijk al sinds ik de nieuwe reclames van de KRO/NCRV zag. Eerst dacht ik dat ik het niet goed gehoord had , maar de omroep zegt in hun spotjes op tv echt dat ze de wereld ‘liever’ willen maken. En dat vind ik geweldig. Het is heel gemakkelijk om daar cynisch over te gaan doen maar waarom zou je? Want ik zou het heel fijn vinden als de wereld wat liever zou zijn. Zeker op dit moment. Maar om daar nou hier een stukje over te schrijven, dat leek me een beetje overdreven.

Totdat ik een column las van Floor Rusman, die naar aanleiding van uitspraken van zanger Nick Cave over “small acts of kindness” filosofeert over aardig zijn. Dat het misschien geen eigenschap is die mensen in vervoering brengt maar dat het wel degelijk een belangrijke eigenschap is omdat het een grote impact op je humeur kan hebben als iemand aardig is. Volgens haar komt dat omdat mensen zich gezien voelen, als iemand aardig tegen ze is. Ze citeert daarbij Nick Cave: “Ik geloof dat onze positieve individuele acties, onze kleine daden van aardigheid, weerkaatsen door de wereld op manieren die we nooit zullen doorgronden.” Ze eindigt met een oproep om gewoon te beginnen met aardiger zijn: “Van aardigheid kun je een gewoonte maken, net als van sporten of mediteren.”

Daar werd ik heel vrolijk van, van die column. Want ik vind aardig zijn belangrijk en niet alleen Floor Rusman vindt dat maar Nick Cave ook! Heel veel mensen denken daar anders over, een vriend van me zei vroeger altijd, als ik iemand beschreef: “iedereen is aardig, vertel eens iets anders over die persoon”. Maar helemaal niet iedereen is aardig, zeker de laatste tijd niet, terwijl we dat juist nu zo goed kunnen gebruiken.

De bibliotheek is wel aardig. In elk klantenonderzoek komt dat weer naar voren: dat de medewerkers zo aardig zijn. En zo behulpzaam. Daar zijn wij van: van het mensen helpen en ze verder brengen. Dat is niet sexy, als die opmerkingen weer eens in zo’n onderzoek terug komen dan nemen we die voor kennisgeving aan en gaan we snel op zoek naar andere, positievere opmerkingen. Want iedereen is aardig. Maar helemaal niet iedereen is aardig. Daarom vinden mensen het juist zo fijn dat we dat in de bibliotheek wel zijn. Gewoon aardig. Niet aardig omdat dat moet van de cursus klantvriendelijkheid of omdat we je dan iets extra’s kunnen verkopen. Maar gewoon aardig.

Meestal dan. Ga ik hier nu dan een pleidooi houden voor meer aardigheid in de bibliotheek? Nee, dat niet. Behalve als uit je klantonderzoek blijkt dat de bezoekers jouw medewerkers NIET aardig vinden natuurlijk, dan moet je daar iets aan doen. Maar verder moeten we het vooral koesteren, dat aardig zijn. Vooral niks aan doen, geen programmaleiders of klankbordgroepen op zetten of trainingen voor maken of KPI’s voor verzinnen. Gewoon accepteren dat de bibliotheek aardig is. Dat we een plek in de stad zijn waar je niks moet maar wel van alles zou kunnen als je dat zou willen. Waar je gebruik kunt maken van het toilet, waar je een hele middag kunt zitten zonder dat iemand je komt vragen of ze iets voor je kunnen doen en waar de mensen aardig zijn. Dat lijkt me al meer dan genoeg.

Three things in human life are important: the first is to be kind; the second is to be kind; and the third is to be kind.” Henry James

Het vak van bibliothecaris

Voor de lezers die hier terecht kwamen dankzij het interview dat Karen Bertrams met mij had, voor de site van Probiblio, en die teleurgesteld waren toen ze een oud bericht over Ethan Hawke zagen hierbij een stukje dat wél over bibliotheekwerk gaat. Over dat bibliothecaris zijn een vak is en dat er daarom een volwaardige opleiding voor zou moeten zijn. Op minimaal HBO-niveau. Toen ik daar in 2015 voor het eerst een stuk over schreef werd daar zeer wisselend op gereageerd: de reacties onder het stuk zelf waren instemmend maar daar bleef het wel zo’n beetje bij. In ‘de echte wereld’ werd er op zijn vriendelijkst een beetje om gegrinnikt, meestal werd het niet serieus genomen en ik werd één keer echt uitgelachen toen ik het in een vergadering noemde, over wat er nodig was voor de toekomst van de branche. Nu overal steeds meer bibliothecarissen met pensioen gaan begint eindelijk breed door te dringen dat daarmee toch wel erg veel kennis verdwijnt.

Ja, de afgelopen jaren is er echt wel het een en ander op dat gebied gebeurd en ik weet inmiddels ook dat je niet zomaar een nieuwe hbo-opleiding uit de grond tovert. Sterker nog: dat is bijna onmogelijk door de ingewikkelde structuur van het hoger onderwijs. Dus we zijn aangewezen op modules waarin zo goed mogelijk verschillende losse trainingen bij elkaar gevoegd kunnen worden tot één deelcertificaat. Daarbij is het heel fijn dat NBD biblion een opleiding voor collectioneurs is gestart. Misschien een beetje vreemd dat een leverancier van bibliotheekmaterialen ook een opleiding verzorgd over hoe je die materialen aanschaft, maar ik klaag niet want hoera er is een serieuze cursus. Als er érgens kennis over collecties zit is het bij NBD biblion, dus ik heb alle vertrouwen in de kwaliteit er van.

Ik hoop dat er binnen die modules ook ergens zoiets als beroepseer aan de orde gaat komen. Dat plaatje hierboven, van Stephen Colbert die over ex-president Trump zegt dat “he’s going to get taken down by the librarians”, dat klopt natuurlijk niet. Want bij de National Archives werken geen bibliothecarissen maar archivarissen. Alleen: ‘archivists’ bekt niet zo lekker en iedereen begrijpt meteen wat Colbert bedoelt met zijn ‘They’re organised, they know where everything is’. Er zijn grote verschillen tussen archieven en bibliotheken, maar ‘organised’ zijn en weten waar alles is is wel een kernwaarde voor zowel bibliotheken als archieven. Een van de grootste verschillen tussen openbare bibliotheken en archieven is dat archieven een bewaarfunctie hebben en bibliotheken niet. Daar draait het om de toegankelijkheid, om het ’ter beschikking stellen van informatie’. Dat is bij archieven ook belangrijk, maar het bewaren is de hoofdtaak en de archivaris is daar een spil in. Ik kan me niet voorstellen dat er in archieven schamper wordt gedaan over regels die gevolgd moeten worden of dat ze daar hun eigen opleiding zouden laten opheffen. Daarbij helpt het natuurlijk dat er wettelijke voorschriften voor archieven zijn. In een bibliotheek zijn er heel veel mensen met andere dingen dan de collectie bezig, dus dat het technische deel van bibliotheekwerk minder centraal staat is best begrijpelijk. Maar het gebrek aan vakkennis begint soms schrijnende vormen aan te nemen. Zo las ik laatst een stukje van een bibliotheekmedewerker waarin ze uitlegde dat kinderen die A-boeken lezen in de midden- of bovenbouw van het basisonderwijs zitten. Het is echt basiskennis, om te weten hoe dat wel zit (want dat is ECHT NIET zo), dus dat vond ik tamelijk verontrustend.

Voor die collectioneurs-cursus van de NBD was zoveel belangstelling dat ze een tweede klasje gaan maken. Dat vind ik heel bemoedigend maar het is ook heel pragmatisch dat die cursus zo’n succes is: al die boeken komen niet vanzelf in de kast. Gebrek aan kennis en ervaring in de front-office valt veel minder op dus ik hoop dat ook op dat gebied snel trainingen komen. Binnenkort start Jannie van Vugt als coördinator Brancheopleiding bij de VOB. Ik heb veel vertrouwen in haar, ik ga er van uit dat de erkenning van het vak van bibliothecaris hiermee weer een stukje dichterbij is gekomen. En anders schrijf ik er gewoon weer een stukje over..

Een plekje in de bibliotheekgeschiedenis

Na zijn speurtocht naar de oorlogsdagboeken van de Bibliotheek Deventer had Mark Deckers blijkbaar de smaak te pakken want nu heeft hij uitgezocht wat er gebeurd is met de 11 Joodse medewerkers van Nederlandse openbare bibliotheken die eind 1940 uit hun functie gezet en later ontslagen werden omdat ze Joods waren. Het boek dat hij over hen schreef werd twee weken geleden gepresenteerd in de bibliotheek van Hilversum.

Het is een heel mooi boekje geworden. Dat is een cliché en dat bedoel ik niet letterlijk, maar Mark heeft die verdwenen bibliotheekmedewerkers weer een gezicht gegeven, hij heeft van een getal op een lijstje weer mensen gemaakt en dat vind ik mooi. Hij heeft enorm zijn best gedaan om ze allemaal recht te doen en om van iedereen zo veel mogelijk te weten te komen: van de directeur uit Groningen net zo veel als van de zaalwacht uit Dordrecht. Het is een gevarieerd gezelschap: hele jonge, of juist wat oudere ongetrouwde vrouwen naast die Groningse directeur die een nogal flamboyant type was en botste met zijn bestuur dat vond dat hij administratieve gaven miste. Ook wat er gebeurd is met de mensen nadat ze ontslagen zijn verschilt nogal: ze duiken onder, gaan in het verzet of komen in kampen terecht, ze overleven een kamp of worden al heel snel vermoord.

Op de site van het Bibliotheekblad staat een verslag van de boekpresentatie en daar staat ook de tekst van de toespraak die Anne Rube, voorzitter van de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB), bij die presentatie hield. Zij gaat in op de rol van de Centrale Vereniging, de voorganger van de VOB, in het proces. Hoe die aan de ene kant wel heel erg getrouw meewerkte met de bezetter maar aan de andere kant ook zorgde voor een compensatieregeling voor de ontslagen medewerkers. Het is gemakkelijk om vanuit het nu terugkijkend te roepen dat het anders had gemoeten, maar je krijgt af en toe wel buikpijn tijdens het lezen van Marks boek. Bijvoorbeeld als je leest over het bestuur van de bibliotheek van Steenwijk, dat in financiële problemen komt vanwege de tegemoetkoming die ze aan de ontslagen bibliotheekdirecteur betalen. En dan in de bestuursvergadering verklaart dat ‘Het belang van de leeszaal gaat boven dat van mej. De Vries.’ Het is heel pijnlijk maar wel heel goed voorstelbaar.

In sommige details komt het bibliotheekwerk opeens heel dichtbij, bijvoorbeeld in de discussie uit 1939 in het bestuur van de bibliotheek Hilversum over of ze een abonnement op het NSB-blad moeten nemen of niet, want alle stromingen moeten immers vertegenwoordigd zijn. En ik moest een beetje grinniken toen ik las over die bibliotheekopleiding die was ondergebracht bij de opleiding voor Maatschappelijk werk.

Kortom: verplichte kost voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van het bibliotheekwerk. Of eigenlijk ook voor iedereen die daar niet in geïnteresseerd is, want ik vind het een must om iets te weten over de geschiedenis van je eigen vak. Het allesomvattende boek van Paul Schneiders over de Nederlandse bibliotheekgeschiedenis herinner ik me als vrij afstandelijk, Mark brengt met dit boek die geschiedenis heel dichtbij. Niet alleen dat, hij geeft die 11 medewerkers de plek in de geschiedenis die ze verdienen.

Een AI is geen recensie

Nu zelfs Frits Spits (die ik hoog heb zitten) niet schijnt te begrijpen hoe Nederlandse openbare bibliotheken hun boeken aanschaffen voel ik me geroepen om dat hier uit te leggen. Want ook hij heeft een heel romantisch, maar zeer achterhaald en eenzijdig beeld van hoe bibliotheken collectioneren.

Voor wie het gemist had: NBD Biblion gaat de AI’s voortaan geautomatiseerd opstellen, met behulp van de artificial intelligence van Bookarang; dat programma bieden ze ook aan als selectiehulp voor lezers. Dat doet NBD biblion o.a. omdat ze een boek daarmee veel eerder kunnen aanbieden aan de bibliotheken: normaal gesproken wordt elk boek eerst naar een recensent gestuurd, die krijgt twee tot drie weken de tijd om daar een recensie van te maken en dan pas gaat het boek het aanbodproces in, dat ook een paar weken duurt. De bibliotheken zijn over deze verandering al geïnformeerd, zowel de directies als de collectiemedewerkers. In het verleden hebben de bibliotheken veel geklaagd over de dienstverlening van de NBD (zoals ik hen voor het gemak maar even blijf noemen) en dan met name over dat het zo lang duurde voordat nieuwe titels werden aangeboden. Er zat soms wel twee maanden tussen het moment dat een boek uitkwam en het moment dat het daadwerkelijk in de bibliotheek stond. Dat is vaak niet zo’n probleem maar bij bestsellers is het heel vervelend om steeds aan de lezers te moeten uitleggen dat nee helaas, het boek nog niet binnen is.

De bibliotheken wisten dit dus al maar de recensenten nog niet. Die kregen afgelopen maandag een mailtje van de NBD dat hun diensten erg gewaardeerd werden maar dat ze er mee gaan stoppen. Ik kreeg ook zo’n mailtje, want ik schrijf ook af en toe een recensie. Over architectuurboeken. Dat mailtje kwam voor een heel groot deel van de recensenten nogal uit de lucht vallen en een aantal van hen zocht woedend de publiciteit op. Met name het weblog Tzum, dat al eerder over deze plannen had geschreven, stookte het vuurtje graag op. Vanochtend zat Nina Nannini, de directeur van de NBD in het radioprogramma van Frits Spits, de Taalstaat, om hier over te praten. Dat fragment kun je hier terugzien. Frits Spits vraagt zich op een gegeven moment vol afgrijzen af of er dan geen enkele bibliotheekdirecteur is die zegt “Ik heb verstand van boeken en IK bepaal hier welke boeken wij aanschaffen.” Het is bijna aandoenlijk hoe naïef dat is. Dus daarom, speciaal voor Frits Spits, een toelichting:

Ik ben een bibliotheekdirecteur die van boeken houdt. Maar gelukkig heb ik een paar collega’s die veel meer verstand van boeken hebben dan ik en die ook beter weten wat er allemaal wel en niet in onze collectie staat. Die collega’s bekijken elke week een heel pak recensies van de NBD, van alle nieuwe boeken die in de afgelopen periode zijn uitgekomen. Let wel: ALLE nieuwe boeken. Dus niet alleen Nederlandse literatuur, maar ook kinderboeken, eerste leesboekjes, boeken over sport en mindfullness en autotechniek en postzegelalmanakken. En herdrukken en reisgidsen en oh ja, ook nog een heleboel vertalingen van thrillers en nieuwe uitgaves van de Zeven Zussen. Uit dat hele pakket (geen idee hoeveel boeken dat per week zijn maar het zijn er echt heel veel) maken die collega’s elke week een keuze. Bij het maken van die keuze spelen een aantal dingen mee: hoe past dit in de collectie, hebben we er al iets over, voegt dit iets toe, hoe is de kwaliteit, is het een bekende schrijver, gaat dit uitgeleend worden? Vooral bij die laatste vraag speelt de publiciteit een rol: zijn er al goede recensies over geschreven of is het op tv geweest? Als het goed is helpt de tekst van de recensie van de NBD bij het beantwoorden van die vragen. Maar het is dus niet zo dat als een recensent van de NBD iets een goed boek vindt, het automatisch wordt aangeschaft. Want er is maar beperkt behoefte aan boeken over het houden van kippen of het bakken van taarten dus als we daar voldoende, kwalitatief goede, boeken over hebben dan wordt het boek niet aangeschaft. We hebben maar een beperkt collectiebudget en ook maar beperkt ruimte in onze boekenkasten dus er moeten keuzes gemaakt worden.

Hierboven zie je een recensie van het laatste boek van Ronald Giphart. Deze werd gebruikt als voorbeeld van hoe zo’n ‘recensie door een computer’ er uit ziet. Voor de aardigheid heb ik afgelopen week eens aan mijn collega Louise (een van onze collectioneurs) gevraagd wat zij doet als er een nieuw boek van Ronald Giphart uitkomt. “Nou, dan bel ik eerst de boekhandel. Dan hebben we meteen één exemplaar zodra het uitgekomen is en als het dan wordt aangeboden bij de NBD dan bestel ik er nog twee of drie, een beetje afhankelijk van hoe de recensies in de krant waren. Want Giphart wordt hier in Roermond niet zo heel goed gelezen dus daar bestel ik er niet zo veel van.”* Ik heb er nog even nadrukkelijk naar gevraagd, maar in dit geval leest ze de recensie van de NBD inderdaad niet. Want Louise hoeft in dit geval niet te weten wat de mening van een redelijk anonieme recensent is, ze vertrouwt de literaire recensenten van de kranten.

Volgens mij is een van de oorzaken van de verwarring het gebruik van het woord recensie en recensent. Daarmee krijgen veel buitenstaanders meteen die associatie van een inhoudelijk kwaliteitsoordeel en hoge kunst. Maar deze recensies heten niet voor niks ‘aanschafinformatie’, in de branche afgekort tot AI. Deze recensies moeten vooral iets zeggen over de bruikbaarheid van het boek voor de openbare bibliotheken. Ik kan, als architectuurhistoricus, heel erg enthousiast zijn over een boek dat ik gelezen heb (bijvoorbeeld over architect Jan Sterenberg) maar ik wéét, als bibliothecaris, dat dit boek weinig uitgeleend gaat worden omdat de paar mensen die hier in geïnteresseerd zijn het boek zelf kopen. Dus ik doe mijn best om in 1100 posities te beschrijven dat het een belangrijk boek is, vanwege de architect en zijn positie in de Nederlandse architectuurwereld, maar ik ben realistisch genoeg om te beseffen dat er niet veel bibliotheken zijn die dit boek zullen aanschaffen.

Afgelopen week vroeg een journalist me of ik onze collectievorming in zijn geheel aan een computer zou uitbesteden en mijn antwoord was heel nadrukkelijk “Nee”. Want de ervaring en de kennis van onze collectioneurs is onmisbaar. Op dit moment althans. Ik sluit niet uit dat dat in de toekomst ooit gaat veranderen maar als het aanschafproces helemaal geautomatiseerd wordt: wie loopt er dan naar de kast om te kijken hoe het boek er uit ziet, waarvan een herdruk wordt aangeboden? En wie ziet er dan dat op het boek dat volgens het systeem pas 10 keer is uitgeleend een lelijke koffievlek zit zodat er toch een lekker fris nieuw exemplaar wordt aangeschaft? Ik weet het niet hoor, voorlopig blijven mensen bij ons de aanschaf doen. Binnenkort dan alleen wel op basis van informatie die door een computer is aangeleverd.

*Voor het geval Ronald Giphart dit zelf leest: sorry

Stephen King en het verbieden van boeken

Afbeelding

Dit plaatje deelde ik vorige week al op Twitter en omdat het zo’n goed advies is van Stephen King deel ik het hier graag nog een keer. Ik kwam het tegen naar aanleiding van de berichten over die school in Tennessee waar het boek Maus op verzoek van de ouders uit de schoolbibliotheek werd gehaald en dat het naar aanleiding daarvan een bestseller op Amazon werd.

Dat in Amerikaanse scholen boeken verboden worden is niks nieuws, daar heb ik al vaker over geschreven. Het is in de Verenigde Staten zelfs zo’n bekend fenomeen dat ze al sinds 1982 jaarlijks een ‘banned books week‘ organiseren, in de laatste week van september. Dan vragen schrijvers, boekhandelaren en bibliotheken aandacht voor de boeken die het afgelopen jaar verwijderd werden uit bibliotheken op scholen. Want daar gaat het meestal om: ouders die actie voeren om te voorkomen dat hun kinderen kennis nemen van bepaalde boeken. Nou kan ik me dáár eerlijk gezegd nog wel iets bij voorstellen, maar het akelige van boeken uit een bibliotheek halen is dat die boeken daardoor door helemaal niemand meer gelezen kunnen worden. Al is dat misschien ook de bedoeling.

Uit mijn tijd bij de bibliobussen herinner ik me mijn gesprekken met die directeur van de reformatorische school die geen gebruik maakte van de bibliobus ondanks het feit dat we onder schooltijd zo’n beetje bij hem om de hoek stonden. Pas toen ik uitlegde dat we heus alle kinderboeken van de christelijke uitgeverijen aan boord hadden kreeg hij er belangstelling voor. Of ik dan kon zorgen dat er alleen christelijke boeken in die bus stonden? Nee? Of ik dan kon zorgen dat het personeel alleen de juiste boeken uitleende aan zijn leerlingen? “Nee ook niet. Wij gaan niks verbieden, van ons mag iedereen alles lezen. Maar als de leerlingen onder schooltijd naar de bibliobus komen dan is het uiteraard de verantwoordelijkheid van de school wat kinderen lezen. Dus als kinderen van een leerkracht een bepaald boek niet mogen lenen (om welke reden dan ook) dan vind ik dat prima.” Ik kreeg de indruk dat die directeur dat dan weer een heel raar uitgangspunt vond maar het hielp wel want de school kwam en ging driftig gebruik maken van de bus. Elk kind moest eerst zijn boeken aan de leerkracht laten zien voordat ze uitgeleend werden en alle Harry Potters werden linea recta terug gestuurd “Nee, je wéét dat wij dit soort boeken niet lezen.” Daar kun je het mee eens zijn of niet: het kind had het boek intussen wel in handen gehad en kwam soms na schooltijd terug om het alsnog te lenen. Of staande in de bus te lezen, als ze het ook van hun ouders niet mee mochten nemen. Zo’n beetje wat Stephen King hierboven aanraadt.

Dat ouders of leerkrachten niet willen dat hun kinderen Harry Potter lezen kan ik nog enigszins begrijpen want tovenarij is de duivel en zo. En als die ouders in Tennessee niet zouden willen dat hun kinderen Maus lezen omdat de Holocaust een heel gruwelijk gegeven is zou ik het ook nog snappen maar ze wilden het boek verbieden omdat er in gevloekt wordt en er een plaatje van een blote vrouw in staat. Ja daar vallen mijn schoenen wel van uit. De top 10 van boeken die in 2020 het vaakst uit bibliotheken of van literatuurlijsten gehaald zijn is sowieso een verbazingwekkende lijst: daar staan niet alleen boeken op waar sex in voorkomt maar ook To kill a mockingbird en Of mice and men vanwege ‘racial slurs and a negative effect on students’. Alsof het verbieden van boeken nog niet genoeg is las ik gisteren dat ze in Tennessee nu ook boeken aan het verbranden zijn. Dat is in de Verenigde Staten niet eens meer zo bijzonder, daar hebben ze al vaker boeken (en dvd’s) van Harry Potter verbrand. En ja, het zijn een paar gekkies die dat doen, maar ik blijf het vreselijke beelden vinden.

“Dort wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen” is een quote van Heinrich Heine die in dit verband vaak gebruikt wordt. Dat schreef hij in 1823. Het heeft nog 110 jaar geduurd maar uiteindelijk heeft hij wel gelijk gekregen. Laten we het maar op gebrek aan historisch besef houden. Rare jongens, die Amerikanen.

De nieuwe staatssecretaris van digitalisering

Volgende week wordt het nieuwe kabinet officieel beëdigd. Een van de nieuwe functies in dat kabinet is de staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering. Het is nog niet duidelijk waar die zich precies mee gaat bezig houden, behalve met de Antillen, maar in het coalitieakkoord is een paragraaf gewijd aan digitalisering dus dat geeft een idee van de invulling van de andere helft van de portefeuille. Die paragraaf staat vol ronkende teksten over hoe Nederland de kansen die digitale technologie biedt wil gaan verzilveren maar er staat ook: “Iedereen krijgt de kans om mee te komen door digitale kennis- en vaardigheden aan te bieden in het onderwijs en via om- en bijscholing. We pakken digibetisme gericht aan via een publiekprivate strategie voor digitale geletterdheid en we verbeteren de toegankelijkheid van digitale overheidsdiensten, met behoud van alternatieven voor digitale overheidscommunicatie.”

Dat laatste vind ik een geruststellende mededeling. Het komt ook overeen met de belofte na de evaluatie van de toeslagenaffaire dat wie nu in de problemen raakt door de overheid, niet meer tegen een muur van bureaucratie oploopt: „Mensen moeten altijd persoonlijk in contact kunnen komen met de overheid.” Dat is dus een breuk met het streven naar een overheid die alleen nog maar digitaal communiceert, zoals dat ooit door minister Plasterk is ingezet. Dat klinkt wat mij betreft te mooi om waar te zijn, maar volgens het NRC loopt als rode draad door het hele coalitieakkoord dat er veel fouten uit het verleden moeten worden hersteld. Daar past ook de mededeling bij dat uitvoeringsorganisaties die rechtstreeks met burgers in contact staan worden versterkt. „De overheid die wij voor ons zien heeft oog voor de menselijke maat, is begrijpelijk, bereikbaar en aanspreekbaar voor inwoners, en herstelt op die manier het vertrouwen.”

En ja, ik wéét het: digitalisering is een heel belangrijk onderwerp met veel uitdagingen, van artificiële intelligentie tot cybercrime en online wangedrag, dat moet serieus worden aangepakt. Maar ik wil hier ook heel graag aandacht vragen voor de mensen die niet mee kunnen, die niet digitaal vaardig zijn en die dat ook nooit zullen worden. Althans, niet voldoende om volwaardig mee te draaien in de snel veranderende maatschappij. Om die mensen te helpen zijn inmiddels in bijna alle openbare bibliotheken in Nederland IDO’s (Informatiepunt Digitale Overheid) geopend waar mensen met vragen terecht kunnen. Hartstikke goed, past bij onze dienstverlening want daar is de bibliotheek voor, om vragen te beantwoorden. Maar het is niet de oplossing. Dat is een doekje voor het bloeden. Ik heb de indruk dat op de plekken waar beleid gemaakt wordt er maar weinig besef is van de omvang van die groep en over wat voor soort mensen het dan gaat. Je merkt het ook in gesprekken “ja maar, wie zijn die mensen dan? Ik ken niemand zonder smartphone. Oh, inderdaad. Mijn oma niet nee.” Realiseer je dat iedereen een oma heeft (meerdere waarschijnlijk) dus dat het om heel veel mensen gaat. En ja, een heleboel oma’s hebben wel een smartphone en kunnen daar wel mee omgaan. Maar veel ook niet. En niet alleen oma’s, ook mensen die nog niet bejaard zijn maar nooit met een computer hebben gewerkt omdat ze bijvoorbeeld met hun handen werken: als bouwvakker of binnenvaartschipper. Het is een illusie om te denken dat we alle Nederlanders voldoende digitaal vaardig kunnen maken. Natuurlijk: ze kunnen allemaal cursussen komen volgen, in de bibliotheek of op andere plekken maar als je er niet dagelijks mee werkt raak je het zo kwijt. Heb je eindelijk door hoe die site van de Belastingdienst werkt, ben je dat het jaar erna weer helemaal kwijt.

Als je als overheid dingen eist van je burgers moet je ook zorgen dat iedereen aan die eisen kan voldoen, dat begint er mee dat iedereen snapt wat de bedoeling is. Dat is niet alleen een kwestie van helder communiceren maar ook van zorgen dat de overheid toegankelijk is. Dat is een verantwoordelijkheid die de overheid zelf moet nemen, dat kun je niet weg organiseren richting bibliotheken of andere clubjes. Want wij zijn geen overheid en ook geen verlengstuk daar van. Dus ik vraag me af hoe ik die publiek-private strategie die in het akkoord genoemd wordt moet lezen. Het bevorderen van digitale vaardigheden (vind ik beter klinken dan ‘bestrijden van digibetisme’) is sowieso een goed idee, maar wees alsjeblieft realistisch en denk niet dat je het definitief kunt uitroeien of dat het vanzelf verdwijnt als over een aantal jaren al die ouwetjes op natuurlijke wijze verdwenen zijn. Want dan is er weer een nieuwe generatie die niet mee kan met de nieuwe ontwikkelingen van dat moment. Dus zorg er voor dat er altijd ergens een echt mens achter een balie of een telefoon zit. Of achter een Antwoordnummer, zoals bij de QR-codes die massaal op papier werden en worden aangevraagd.

De nieuwe staatssecretaris, Alexandra van Huffelen, is nu als staatssecretaris van Financiën nog verantwoordelijk voor de afhandeling van de Toeslagenaffaire dus zij heeft alle ellende van dichtbij gezien en heeft, hoop ik, ook gezien hoe belangrijk het is dat mensen persoonlijk contact kunnen hebben met de overheid. Dus dat het een illusie is dat iedereen alles altijd digitaal kan regelen. Ik hoop dat zij die ervaring in haar achterhoofd houdt in haar nieuwe functie.

get_footer() ?>