Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

bibliotheekgeschiedenis

All of the posts under the "bibliotheekgeschiedenis" tag.

Een lofzang op de bibliotheek

Mark Deckers schreef een paar weken geleden al over Geheugen, geschiedenis, beschaving van Mira Feticu. Mark zou Mark niet zijn als hij niet na een eerste stuk waarin hij inhoudelijk op het boekje ingaat nog een tweede stuk zou schrijven, met veel schema’s en cijfers waarin hij pleit voor ratio in het collectiebeleid. Ironisch genoeg precies dát waar Feticu zich in haar boek tegen afzet.

Inmiddels heb ik het boekje gelezen en ook ik heb er een dubbel gevoel bij. Maar anders dan Mark. Ik schrijf al meer dan 15 jaar op dit blog dat bibliothecarissen meer voor zichzelf en voor hun vak moeten opkomen dus ja, ik ben heel blij dat iemand een lofzang op de bibliothecaris schrijft. Maar ik ben ook al een flink aantal jaren manager en directeur en die komen er bij Feticu nogal bekaaid van af. Dus ik voel me ook een beetje persoonlijk aangesproken en ik merk de behoefte bij mezelf om het op te gaan nemen voor die managers.

Dat ga ik niet doen, althans niet voor die Haagse managers en directeuren want Feticu beschrijft de situatie zoals zij die ervaren heeft en dat is háár ervaring, daar kan ik niks aan afdoen. Ik heb wel het gevoel dat ik mijn eigen vak moet verdedigen tegen het ideaalbeeld dat zij heeft van wat een bibliothecaris zou moeten doen. Voor wie Marks verhaal, of de verschillende recensies die tot nu toe verschenen zijn nog niet gelezen heeft: Mira Feticu is een Roemeense schrijfster die, toen ze net in Nederland was, een taalstage ging lopen in de openbare bibliotheek van Den Haag en daar uiteindelijk tien jaar heeft gewerkt. In dit boekje (niet denigrerend bedoelt want het is een klein, mooi boekje) beschijft ze haar ervaringen met werken in de bibliotheek, afgewisseld met verhalen over bibliotheken en bibliothecarissen uit haar jeugd en uit de wereldgeschiedenis.

Feticu houdt van boeken. Ze houdt héél veel van boeken: “Ik heb moeite me mensen voor te stellen wier leven niet met boeken begint en eindigt” schrijft ze. Een bibliotheek is een plek met heel veel boeken die daar voor altijd blijven dus moet de bibliotheek wel de hemel op aarde zijn. En dat istie natuurlijk niet. Want elke eerstejaars student aan de bibliotheekacademie (die niet meer bestaat) leert dat een openbare bibliotheek geen bewaarfunctie heeft. Kun je stom vinden, maar dat is nou eenmaal zo. En dat weet de schrijfster na al die jaren in de bibliotheek eigenlijk ook wel, ze vindt alleen dat het anders zou moeten zijn. Daar komt ze een aantal keren op terug, op haar ideaalbeeld. Volgens haar is een bibliotheek “een ruimte van perfectie”.

Om toch nog even terug te komen op die managers: blijkbaar heeft Feticu niet door dat de situatie in Den Haag tamelijk uitzonderlijk is want dat is een gemeentebibliotheek. Het is een afdeling van de gemeente, vandaar die ambtelijke bemoeienis. Dat is bijna nergens anders in Nederland zo, de meeste bibliotheken zijn zelfstandige stichtingen. Wellicht is dat ook de reden dat de Haagse bibliotheek op wel meer vlakken dingen anders doet dan andere bibliotheken in ons land. Misschien ben ik trouwens ook wel gewoon een beetje beledigd omdat ze zich aan het einde van het boek afvraagt waarom er geen leesloketten zijn op stations, waarom we de berg niet naar Mohammed brengen. Heeft ze dan nog nooit gehoord van de Stationsbibliotheek (in verschillende vormen), van de bibliotheek op Schiphol of van de Strandbibliotheken? Daar heeft de bibliotheek Den Haag er nota bene twéé van gehad.

Ik stop met zeuren. Geheugen, geschiedenis, beschaving is een heel mooi boekje waarin een liefdevol beeld wordt geschetst van het uiterst diverse publiek dat in de bibliotheek komt: van daklozen en non-lezers tot arrogante vrouwen en krijsende of poepende kinderen, van consumentengidslezers tot obsessieve lezers. Het beschrijft ook heel mooi hoe bibliothecarissen veel meer doen dan alleen maar boeken opruimen: dat ze films uitzoeken voor de man in de rolstoel die elke week twintig films komt lenen, plaatjes van villa’s met zwembad uitprinten voor Dieter omdat hij dat vraagt en mensen helpen met hun DigiD die het gemeentehuis heeft doorgestuurd. Dat bibliothecarissen tranen afvegen, hulp bieden en een vriendelijk woord voor iedereen hebben.

“Dwing het personeel niet om de zoveelste cursus omgaan met klanten te volgen. Het personeel van de bibliotheek is allang ontzettend aardig voor de klanten. Geeft het liever een cursus omgaan met het boek en het beheren van een collectie.” Het zal Feticu plezier doen om te horen dat er tegenwoordig weer een cursus collectioneren georganiseerd wordt in de branche en dat die overtekend is. En dat de Rijksoverheid weer volop wil gaan investeren in bibliotheken. Met andere woorden: er breken betere tijden aan voor de bibliotheek. En dat werd hoog tijd.

Een plekje in de bibliotheekgeschiedenis

Na zijn speurtocht naar de oorlogsdagboeken van de Bibliotheek Deventer had Mark Deckers blijkbaar de smaak te pakken want nu heeft hij uitgezocht wat er gebeurd is met de 11 Joodse medewerkers van Nederlandse openbare bibliotheken die eind 1940 uit hun functie gezet en later ontslagen werden omdat ze Joods waren. Het boek dat hij over hen schreef werd twee weken geleden gepresenteerd in de bibliotheek van Hilversum.

Het is een heel mooi boekje geworden. Dat is een cliché en dat bedoel ik niet letterlijk, maar Mark heeft die verdwenen bibliotheekmedewerkers weer een gezicht gegeven, hij heeft van een getal op een lijstje weer mensen gemaakt en dat vind ik mooi. Hij heeft enorm zijn best gedaan om ze allemaal recht te doen en om van iedereen zo veel mogelijk te weten te komen: van de directeur uit Groningen net zo veel als van de zaalwacht uit Dordrecht. Het is een gevarieerd gezelschap: hele jonge, of juist wat oudere ongetrouwde vrouwen naast die Groningse directeur die een nogal flamboyant type was en botste met zijn bestuur dat vond dat hij administratieve gaven miste. Ook wat er gebeurd is met de mensen nadat ze ontslagen zijn verschilt nogal: ze duiken onder, gaan in het verzet of komen in kampen terecht, ze overleven een kamp of worden al heel snel vermoord.

Op de site van het Bibliotheekblad staat een verslag van de boekpresentatie en daar staat ook de tekst van de toespraak die Anne Rube, voorzitter van de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB), bij die presentatie hield. Zij gaat in op de rol van de Centrale Vereniging, de voorganger van de VOB, in het proces. Hoe die aan de ene kant wel heel erg getrouw meewerkte met de bezetter maar aan de andere kant ook zorgde voor een compensatieregeling voor de ontslagen medewerkers. Het is gemakkelijk om vanuit het nu terugkijkend te roepen dat het anders had gemoeten, maar je krijgt af en toe wel buikpijn tijdens het lezen van Marks boek. Bijvoorbeeld als je leest over het bestuur van de bibliotheek van Steenwijk, dat in financiële problemen komt vanwege de tegemoetkoming die ze aan de ontslagen bibliotheekdirecteur betalen. En dan in de bestuursvergadering verklaart dat ‘Het belang van de leeszaal gaat boven dat van mej. De Vries.’ Het is heel pijnlijk maar wel heel goed voorstelbaar.

In sommige details komt het bibliotheekwerk opeens heel dichtbij, bijvoorbeeld in de discussie uit 1939 in het bestuur van de bibliotheek Hilversum over of ze een abonnement op het NSB-blad moeten nemen of niet, want alle stromingen moeten immers vertegenwoordigd zijn. En ik moest een beetje grinniken toen ik las over die bibliotheekopleiding die was ondergebracht bij de opleiding voor Maatschappelijk werk.

Kortom: verplichte kost voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van het bibliotheekwerk. Of eigenlijk ook voor iedereen die daar niet in geïnteresseerd is, want ik vind het een must om iets te weten over de geschiedenis van je eigen vak. Het allesomvattende boek van Paul Schneiders over de Nederlandse bibliotheekgeschiedenis herinner ik me als vrij afstandelijk, Mark brengt met dit boek die geschiedenis heel dichtbij. Niet alleen dat, hij geeft die 11 medewerkers de plek in de geschiedenis die ze verdienen.

Een feestje voor de NBD

Dit jaar bestaat NBD Biblion 50 jaar. Daarom delen ze cadeautjes uit en gaan ze in het najaar een feestje vieren. Op hun eigen website staat een filmpje met een terugblik maar dat biedt niet echt veel achtergrondinformatie, daarom voel ik me geroepen om als bijdrage aan de feestvreugde een stukje te schrijven. Een ‘Hup NBD stukje’.

Eerst wat geschiedenis. Zo lang als ik in de bibliotheeksector werk is de NBD er al. Ik ben nog niet zó oud dat ik nog weet dat die werd opgericht, want dat gebeurde dus blijkbaar in 1970. Als Stichting Nederlandse Bibliotheek Dienst, een samenwerkingsverband van uitgevers, boekhandelaren en bibliotheken. Niet alleen heel efficiënt maar ook heel praktisch en uniek in de wereld. Tot die tijd kocht elke bibliotheek zijn eigen boeken bij de boekhandel en werkte die zelf in. Met inwerken bedoelen we in de branche niet alleen het plastificeren van een boek maar ook er voor zorgen dat het in de catalogus terecht komt en dat het in de kast te vinden is. In een heleboel landen in de wereld doet elke bibliotheek dat nog steeds allemaal zelf. Het scheelde een heleboel tijd en werk toen dat centraal ging gebeuren en het kwam het aanbod van de bibliotheek bepaald ten goede. Het heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen dat de Nederlandse openbare bibliotheken internationaal worden gezien als voorlopers in de sector. De link van de NBD met de boekhandel is inmiddels een beetje uit beeld verdwenen maar ik weet nog dat toen ik begon, de dozen met nieuwe boeken werden afgeleverd bij de plaatselijke boekhandel. De boekhandelaar kwam die naar de bibliotheek brengen en kreeg een vergoeding, Niet voor dat brengen denk ik, maar het was niet de bedoeling dat boekhandelaren in de financiële problemen kwamen omdat de bibliotheken hun boeken ergens anders kochten, vandaar die compensatie.

In de tussentijd is er een heleboel gebeurd, een van de meest in het oog springende dingen is de fusie met Biblion, de uitgeverij van de voorloper van de branchevereniging VOB, het NBLC (ja sorry, ik heb al die afkortingen en naamswijzigingen ook niet bedacht). Maar het NBLC had dus zelf een uitgeverij, die boeken uitgaf die ontbraken in het aanbod. In mijn herinnering waren dat vooral informatieve jeugdboeken over onderwerpen waar in het onderwijs veel vraag naar was maar waar reguliere uitgevers geen brood in zagen. De boeken van Biblion werden voornamelijk gekocht door openbare en schoolbibliotheken. Omdat het een beetje vreemd is dat een branchevereniging dat doet, ging die uitgeverij op een bepaald moment over naar de NBD. Het bedrijf ging NBD Biblion heten maar in de volksmond bleef het ‘de NBD’. Dus ja, ‘de NBD’ en NBD Biblion is hetzelfde.

Er is de laatste jaren veel gemopperd op de NBD en er zijn een aantal bedrijven op de markt gekomen die ook boeken leveren aan bibliotheken. Vorige week werd ik nog gebeld door zo’n bedrijf dat claimde dat ze sneller en goedkoper boeken konden leveren. Dat zal wel, maar toch heb ik er geen behoefte aan. We hebben al een leverancier, eentje die uit de branche voort komt en die ook (een beetje) van de branche is. Dus waarom zouden we die in de steek laten en ons eigen netwerk verzwakken? Daarnaast steunen we de plaatselijke boekhandelaren, want omdat wij lezen zo belangrijk vinden is het belangrijk dat er goede boekwinkels in de stad zijn en daar draag ik graag een steentje aan bij.

Dat gemopper op de NBD was trouwens niet altijd onterecht want wat in 1970 als stichting was opgericht was in de loop der jaren een soort kerstboom van bedrijfjes geworden waarvan niet meteen duidelijk was hoe het zat. In 2016 is er een commissie ingesteld die adviseerde om de boel transparanter te maken. En dat is inmiddels gebeurd. De kernactiviteiten van NBD Biblion zitten weer in een stichting en de bibliotheken zitten samen met de boekhandelaren en de uitgevers in de Raad van Toezicht.

En even voor de duidelijkheid: ik vind het prima hoor, dat er concurrentie is en bibliotheken moeten vooral doen wat ze zelf het beste vinden. We zijn allemaal onze eigen baas, zeker als het over de collectie gaat. Ik verbaas me er alleen maar over. Waarom zou je iets dat goed is laten liggen? Zeker omdat de NBD niet zomaar een leverancier is maar een bedrijf dat deels van onszelf is en waar we invloed kunnen uitoefenen, o.a. via de klankbordgroepen. En begin nou niet over dat het inbinden van bibliotheekboeken niet nodig is en het allemaal extra duur maakt want dat is onzin. Weet ik uit ervaring, want ik dacht dat ook ooit. Waarom zou je zelf weer het wiel moeten uitvinden als dat al uitgevonden is? Waarom ga je zelf iets doen als je dat samen beter kunt doen? Dat geldt niet alleen voor de NBD trouwens, maar ook voor het CPNB. Daar kun je ook van alles van vinden, maar samen staan we sterker. Zij hebben een netwerk en een slagkracht die ik zelf nog niet in de verste verte heb dus laten we daar vooral zuinig op zijn. Daarom uit de grond van mijn bibliothecarissenhart: Hup NBD Biblion! Hartelijk gefeliciteerd en nog vele jaren!

Disclaimer: dit stukje is niet gesponsord, wel ben ik al meer dan 20 jaar recensent voor de NBD. Ik recenseer voor hen architectuurboeken.

‘Miss Moore’ en de geschiedenis van het jeugdbibliotheekwerk

Een kinderboek over een jeugdbibliothecaris. Toen ik dat tegenkwam in een Amerikaans artikel over historische kinderboeken heb ik het meteen besteld. Want ooit zelf opgeleid tot jeugdbibliothecaris en dus geïnteresseerd in de geschiedenis van het vak was ik ook wel een beetje plaatsvervangend vereerd dat er een kinderboek over ‘ons’ geschreven was.

Het boek Miss Moore thought otherwise is een prentenboek over Ann Carroll Moore die de eerste echte jeugdbibliotheek van Amerika maakte in de nieuwe New York Public Library. Toen die in 1911 open ging was dat een sensatie omdat het de eerste bibliotheek was die echt op kinderen gericht was, ook in zijn inrichting, en waar kinderen nadrukkelijk welkom waren. Het leest als een soort sprookje: “Once in a big house in Limerick, Maine, there lived a little girl named Annie Carroll Moore.” Het beschrijft de gelukkige jeugd van een meisje dat door haar ouders gestimuleerd werd om te lezen maar opgroeide in een tijd dat vrouwen niet geacht werden te werken. Een van de weinige geschikte beroepen voor vrouwen was bibliothecaris vandaar dat ze in 1895 een bibliotheekopleiding ging volgen en na haar afstuderen jeugdbibliotheken ging opzetten in New York. Tot die tijd werden kinderen óf helemaal geweerd uit de bibliotheek óf mochten ze wel binnen komen maar mochten ze geen boeken lenen omdat men er niet op vertrouwde dat kinderen die ook onbeschadigd terug zouden brengen. Zij bracht daar verandering in. Ze liet kinderen hun naam in een groot zwart boek schrijven en een eed afleggen: When I write my name in this book I promise to take good care of the book I use at home and in the library, and to obey the rules of the library. Ja, ik vind dat schattig. En goed bedacht.

Moore ging actief de wijken in om contacten te leggen met o.a. scholen en ging in gesprek met kinderen op straat. Haar jeugdbibliotheken werden een groot succes. Ze maakte trainingen voor jeugdbibliothecarissen en gaf lezingen voor uitgevers en boekverkopers over waarom je kinderen geen zware, moralistische boeken moet voorzetten maar juist goed geschreven, fantasierijke boeken. Ze werd een ster en reisde vanaf de jaren 20 niet alleen de Verenigde Staten rond om lezingen te geven maar kwam ook naar Europa. Ze ging recensies van kinderboeken schrijven, voor vakliteratuur en voor kranten en werd zo nog invloedrijker.

Het boek over Miss Moore is (naar Nederlandse maatstaven) een beetje een suf boek , met quasi-naïeve illustraties en een tuttig toontje. En ik ben er nog steeds niet uit of ik dat toontje juist wel vind passen bij een boek over iemand uit de eerste helft van de twintigste eeuw of dat het juist heel storend is bij iemand die zelf het ‘goede kinderboek’ promootte. Maar misschien moet je het niet beoordelen als prentenboek maar als geschiedenisboek: achterin staat meer informatie over de geschiedenis van het jeugdbibliotheekwerk. Daar wordt ook nadrukkelijk vermeldt dat “Anne Carroll Moore DID NOT singlehandedly create the children’s library” want in 1887 werd er al de eerste speciale hoek voor kinderen in een bibliotheek gemaakt.

Daar staat ook “She had strong opinons about books and was never shy expressing them“. Ik begreep pas onlangs dat dit tamelijk eufemistisch is uitgedrukt. Want toen las ik een artikel over waarom het boek Goodnight Moon niet in de lijst staat van meest uitgeleende boeken aller tijden van de New York Public Library. Goodnight Moon is een prentenboekje van Margaret Wise Brown, bij ons meer bekend van het boekje over de Vijf brandweermannetjes. Het Goodnight Moon boek kwam uit in 1947 en ondanks het feit dat Anne Carroll Moore toen al ruim gepensioneerd was had ze nog steeds veel invloed op de collecties van de bibliotheek. Toen ze nog in de bibliotheek werkte had ze blijkbaar een stempel (!) met als tekst “NOT RECOMMENDED FOR PURCHASE BY EXPERT” en die gebruikte ze graag. Als de NYPL een boek niet kocht, dan kochten veel andere bibliotheken het ook niet. Moore had een duidelijke opvatting over wat goede kinderboeken waren en daar paste dat Goodnight Moon niet in. Dus schafte de NYPL het boek niet aan. Het werd een van de meest bekende Amerikaanse kinderboeken aller tijden, dus in 1972 kwam het uiteindelijk toch in de collectie. toen was Moore al meer dan 10 jaar dood. Maar toen werd het dus niet meer vaak genoeg uitgeleend om in de top 10 van meest uitgeleende boeken ooit terecht te komen.

Het is fascinerend om dat artikel te lezen want daarin wordt Anne Carroll Moore aan het einde van haar carrière beschreven als een ouderwetse, betuttelende bibliothecaris terwijl ze zich in het begin van haar loopbaan daar nou net tegen af zette. Maar dat maakt haar des te interessanter vind ik. En dat geeft de titel van het boek Miss Moore thought otherwise een net iets andere lading.

Naschrift 26 maart 17.45 uur: vandaag heb ik nog wat verder gelezen over Ann Carroll Moore (het is niet dat ik heel veel anders te doen heb…) en voor diegenen die meer willen weten hier nog twee andere interessante stukken: deze blog van een Amerikaanse jeugdbibliothecaris over de veranderende kijk op Moore en dit artikel in de New Yorker over Moore en de schrijver E.B, White. Het eerste lezend realiseerde ik me dat alle Amerikaanse bibliothecarissen Ann Carroll Moore waarschijnlijk kennen omdat ze bibliotheekgeschiedenis is en dat een onderdeel van de opleiding is. En dat ze ook echt veel betekend heeft voor het vak, maar zoals deze blogger schrijft  “ACM’s legacy hasn’t aged well“. En het artikel in de New Yorker is fascinerend omdat daarin beschreven wordt hoe Moore aan het einde van haar carrière probeert om nog één keer haar macht uit te oefenen en de schrijver en essayist E.B. White opjut om een kinderboek te schrijven. Als hij dan in 1945 eindelijk een kinderboek publiceert (Stuart Little) maar dat buiten haar om doet keert ze zich tegen hem. In dat artikel wordt ook het belang van Moore’s pionierswerk niet onderschat, met details als dat soldaten na de Eerste Wereldoorlog naar de NYPL kwamen om hun naam op te zoeken in het grote zwarte boek. Ze wilden hun eigen handschrift terug zien. Een teken uit de tijd dat de wereld nog onschuldig was. Tragisch.

De kaartcatalogus (met van die kaartenbakken)

Leuk! Een filmpje uit de oude doos dat ik tegenkwam op Mental Floss. Het is een bibliotheekinstructie voor middelbare scholieren. Hoe vind je zo snel mogelijk het boek dat je zoekt? Door in de catalogus te kijken was het antwoord in 1951. En eigenlijk is dat nog steeds het antwoord, alleen hebben we tegenwoordig geen kaartcatalogi meer maar is alles nu geautomatiseerd. Hartstikke handig: je hoeft dus niet meer in verschillende bakken te kijken, of zoals in dit filmpje, je hoeft ook niet meer op te letten of iets met hoofdletters of met kleine letters is geschreven. Je hoeft zelfs niet meer heel handig met het alfabet te zijn.

Het blijft een leuk filmpje en er wordt redelijk duidelijk uitgelegd hoe het Dewey-systeem werkt. Voor degenen onder ons die dat niet (meer) geleerd hebben op de bibliotheekacademie: het Dewey Decimal Classification system is een classificatiesysteem dat in 1873 werd uitgevonden door de Amerikaan Melvil Dewey waarmee je informatie kunt indelen. Het wordt nog steeds wereldwijd gebruikt in bibliotheken, het Nederlandse Siso is er op gebaseerd.

Dit filmpje is 66 jaar oud maar het lijkt me voor die tijd eigenlijk heel modern. Al vind ik het zelf nogal irritant dat die bibliothecaresse zo neerbuigend doet. Hup, maak eens een bibliotheekles in plaats van zo tuttig over dat meisje te praten. En trouwens: laat die kaartenbakken eens zitten! Zo geef je niet bepaald het goede voorbeeld. Ik ga er van uit dat de kaartjes vastzitten in de bakken dus als een scholier zo’n bak laat vallen hoef je niet alle kaartjes opnieuw te alfabetiseren, maar toch.

Ja jongelui, jullie merken: ik spreek uit ervaring. Maar buiten dat: leuk filmpje. Geniet er van.

Bibliothecarissen in de oorlog

bibliothecarissen in oorlog

Vorige week zag ik het op verschillende media langskomen: dit verhaal over de rol van Amerikaanse bibliothecarissen tijdens de 1e Wereldoorlog waarin de activiteiten worden beschreven van Amerikaanse bibliothecarissen tijdens beide wereldoorlogen. Op verzoek van het Ministerie van Oorlog werden er bibliotheken ingericht in ziekenhuizen en op legerbases (de Camp Libraries)  en werden er boeken ingezameld om naar de soldaten aan het front te sturen. Er was zelfs een aparte afdeling binnen de American Library Association: de Library War Service.

ww2 bieb

De boeken die binnenkwamen via de zgn. ‘bookdrives’ werden stuk voor stuk bekeken want niet zomaar alles mocht naar het front: alleen de boeken die boosted morale, provided connections to people back home and offered technical guidance kwamen door de selectie. De boeken die bestemd waren voor de militaire ziekenhuizen moesten de lezer helpen bij het verwerken van fysieke en emotionele pijn. En certain books helped to alleviate homesickness, chase away boredom and provide training to those who wanted to land jobs when they returned home. Het was dus niet zomaar een collectie, in die Camp Libraries, maar ze had een heel duidelijk doel.

Alleen al tijdens de Eerste Wereldoorlog verstuurden ze meer dan 10 miljoen boeken, werden er op ruim 500 locaties bibliotheken ingericht en 36 Camp Libraries opgericht. Ze hadden zelfs een bibliobus, kijk hier maar. Of althans, een mobiele vestiging. Ik ga er van uit dat die auto niet helemaal naar Frankrijk ging.

Toen ik las over die Camp Libraries snapte ik die posters die je af en toe tegen komt over Amerikaanse bibliotheken uit de oorlog opeens een stuk beter. Ik verzamel ze op mijn Tenaanval bord op Pinterest, maar nu begrijp ik pas echt wat de bedoeling er van was. De poster hiernaast is uit 1917, maar ook tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er boeken ingezameld voor de frontsoldaten.

Eerlijk gezegd werd mijn aandacht in eerste instantie vooral getrokken door die foto hierboven, want die begreep ik niet zo. Vanwege die uniformen. Volgens het bijschrift zijn het American Library Association volunteers in Paris on Feb. 27, 1919. Nou weet ik niet zeker of de uniformen die ze dragen de reguliere militaire uniformen zijn of dat de bibliothecarissen hun eigen uniform hadden. Voor het verhaal neem ik maar aan dat dit speciale militaire bibliotheekuniformen zijn. Is toch net even leuker. Het is me ook niet duidelijk of het allemaal vrijwilligers waren, in die bibliotheken. Want die Camp Libraries waren niet onbemand, in die militaire kampen was wel degelijk een bibliothecaris aanwezigOf zouden dat ook vrijwilligers zijn geweest?

Al lezend ging ik mij toch afvragen hoe dat in Nederland zat, wat Nederlandse bibliothecarissen zoal deden tijdens de wereldoorlogen. De situatie is natuurlijk totaal verschillend maar toch. Over de situatie tijdens de Tweede Wereldoorlog is zijdelings te lezen bij Annejet van der Zijl’s Anna in de hoofdstukken over de jaren van Annie M.G. Schmidt in de bibliotheek van Vlissingen. In het standaardwerk van Paul Schneiders zijn beide wereldoorlogen ondergebracht in het hoofdstuk 1914 – 1964. Daarin wordt relatief veel aandacht besteed aan de ontwikkelingen op documentatiegebied en minder aan openbare bibliotheken. Volgens Schneiders werd de Tweede Wereldoorlog door veel bibliothecarissen ervaren als een onaangenaam, erg vervelend intermezzo. Klinkt toch een stuk minder idealistisch dan de Camp Librarians van de ALA.

Over bibliothecarissen tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Scheiders weinig te melden, hij noemt vooral de bibliotheken van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen die hun leeszalen extra lang opstelden zodat gemobiliseerde soldaten er gebruik van konden maken. Op zijn prachtige blog Libriana (volg dat blog!) heeft Hans Krol een heel artikel gewijd aan de bibliotheken van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen maar ook daar is het onderdeel WO I erg klein. Daar kwam ik ook onderstaande flyer tegen. nutsleeszaal WOI

 

De Leeszaal is open van 10 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds. Hoezo moderne tijd? Hoezo ontmoetingsfunctie iets nieuws? We doen het al honderd jaar blijkt hier. Het lijkt me dat deze leeszaal dus wel degelijk op ideële gronden een duidelijke functie invulde. Jammer dat er verder zo weinig bekend is over de geschiedenis van de Nederlandse Openbare Bibliotheken. Qua interessante verhalen bedoel ik dan.

Tenaanval wordt melancholiek

sex pistols

Vanmiddag hebben we afscheid genomen van onze collega’s Ria (aka LibraryLingo) en Tony Smith. Het was een gezellig feestje: vrolijk, met veel humor en veel mooie woorden. Maar ook met melancholie want dat hoort bij terugblikken. Er werd terug gekeken op vierendertig jaar bibliotheekwerk, met name op de beginperiode. Het waren optimistische tijden toen, vol idealen en mogelijkheden en positivisme.

Van al dat terugblikken werd ik zelf ook melancholiek (of door de rosé, dat kan ook) want ik realiseerde me hoe anders het was toen ik in het vak begon. Ik haalde in 1984 mijn diploma op de Bibliotheek en Documentatie Academie (mijn JB-diploma, voor de kenners) en de tijden waren toen echt heel erg anders. Niks optimisme en zeker geen idealen maar afbraak en stilstand. De bibliotheekwet was opgeheven, de docenten waren teleurgesteld (realiseerde ik me pas veel later) en in de laatste weken voor het afstuderen kregen we les over hoe we een uitkering moesten aanvragen. Uitzicht op werk was er nauwelijks; het was de tijd van de grote jeugdwerkeloosheid en de hele bibliotheekbranche zat muurvast op slot. De mobiliteit onder bibliotheekmedewerkers was toen ook al bijna nihil dus er viel weinig te solliciteren en als er al eens een vacature was werd die intern opgevuld. Ik had het geluk dat ik vrij snel een baantje vond bij de PBC Noord-Brabant, op de afdeling Automatisering. Wat het werk precies inhield is stof voor een andere blogpost maar het kwam neer op het controleren en maken van titelbeschrijvingen in het kader van de eerste schreden van de Brabantse bibliotheken op het automatiseringspad. Een baantje van niks maar als 20-jarige was ik maar wat blij dat ik in elk geval betaald werk had, in tegenstelling tot allerlei klasgenootjes die niet verder kwamen dan een baantje als vrijwilliger.

Als ik al idealen had gingen die over het afschaffen van kernwapens, niet over mijn werk. Met idealen waren we niet zo bezig. Waarom zouden we? We hadden toch geen toekomst, dus daar hoefden we ons ook niet druk over te maken. Onze mening werd niet gevraagd. Niet aan onze generatie in het algemeen en al helemaal niet binnen het bibliotheekwerk. Want daar waren de babyboomers net lekker bezig met hun eigen ding en die zaten helemaal niet te wachten op nieuwe mensen. Het merendeel van mijn klasgenoten is in de loop der tijd in een andere branche terecht gekomen, ergens waar wel nog werk was. Daar plukken we nu de wrange vruchten van, maar dat terzijde.

Ik schrijf dit niet omdat ik wil mopperen of zielig wil doen, maar ik realiseer me dat ik al bijna 26 jaar in de branche werk. Geen jubileum, want ik begon met allerlei vage, tijdelijke constructies en ik ben er ook nog even tussenuit geweest en daar houden administraties en pensioenfondsen niet zo van. Maar in al die 26 jaar is er maar zelden sprake geweest van idealen of grote woorden. Pas de laatste jaren ben ik me daar actief mee bezig gaan houden, en daar wordt vaak een beetje meewarig op gereageerd. Eigenlijk vind ik het wel weer tijd om terug te gaan naar een aantal idealen, de t-shirts van toen zijn ook weer terug, dus waarom de idealen van vóór die tijd dan niet?

Ria en Tony zijn weg, maar Ria heeft beloofd om in de buurt te blijven voor advies dus misschien kan ik nog eens bij haar aankloppen. Ik moet sowieso nog eens contact met hen opnemen, want ik geloof dat ik bij het afscheid nemen niet veel verder kwam dan een hand en “nou dag” en dat is wel erg karig voor mensen die met zoveel overgave hun werk gedaan hebben.

get_footer() ?>