Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

bibliothecarissen

All of the posts under the "bibliothecarissen" tag.

Een lofzang op de bibliotheek

Mark Deckers schreef een paar weken geleden al over Geheugen, geschiedenis, beschaving van Mira Feticu. Mark zou Mark niet zijn als hij niet na een eerste stuk waarin hij inhoudelijk op het boekje ingaat nog een tweede stuk zou schrijven, met veel schema’s en cijfers waarin hij pleit voor ratio in het collectiebeleid. Ironisch genoeg precies dát waar Feticu zich in haar boek tegen afzet.

Inmiddels heb ik het boekje gelezen en ook ik heb er een dubbel gevoel bij. Maar anders dan Mark. Ik schrijf al meer dan 15 jaar op dit blog dat bibliothecarissen meer voor zichzelf en voor hun vak moeten opkomen dus ja, ik ben heel blij dat iemand een lofzang op de bibliothecaris schrijft. Maar ik ben ook al een flink aantal jaren manager en directeur en die komen er bij Feticu nogal bekaaid van af. Dus ik voel me ook een beetje persoonlijk aangesproken en ik merk de behoefte bij mezelf om het op te gaan nemen voor die managers.

Dat ga ik niet doen, althans niet voor die Haagse managers en directeuren want Feticu beschrijft de situatie zoals zij die ervaren heeft en dat is háár ervaring, daar kan ik niks aan afdoen. Ik heb wel het gevoel dat ik mijn eigen vak moet verdedigen tegen het ideaalbeeld dat zij heeft van wat een bibliothecaris zou moeten doen. Voor wie Marks verhaal, of de verschillende recensies die tot nu toe verschenen zijn nog niet gelezen heeft: Mira Feticu is een Roemeense schrijfster die, toen ze net in Nederland was, een taalstage ging lopen in de openbare bibliotheek van Den Haag en daar uiteindelijk tien jaar heeft gewerkt. In dit boekje (niet denigrerend bedoelt want het is een klein, mooi boekje) beschijft ze haar ervaringen met werken in de bibliotheek, afgewisseld met verhalen over bibliotheken en bibliothecarissen uit haar jeugd en uit de wereldgeschiedenis.

Feticu houdt van boeken. Ze houdt héél veel van boeken: “Ik heb moeite me mensen voor te stellen wier leven niet met boeken begint en eindigt” schrijft ze. Een bibliotheek is een plek met heel veel boeken die daar voor altijd blijven dus moet de bibliotheek wel de hemel op aarde zijn. En dat istie natuurlijk niet. Want elke eerstejaars student aan de bibliotheekacademie (die niet meer bestaat) leert dat een openbare bibliotheek geen bewaarfunctie heeft. Kun je stom vinden, maar dat is nou eenmaal zo. En dat weet de schrijfster na al die jaren in de bibliotheek eigenlijk ook wel, ze vindt alleen dat het anders zou moeten zijn. Daar komt ze een aantal keren op terug, op haar ideaalbeeld. Volgens haar is een bibliotheek “een ruimte van perfectie”.

Om toch nog even terug te komen op die managers: blijkbaar heeft Feticu niet door dat de situatie in Den Haag tamelijk uitzonderlijk is want dat is een gemeentebibliotheek. Het is een afdeling van de gemeente, vandaar die ambtelijke bemoeienis. Dat is bijna nergens anders in Nederland zo, de meeste bibliotheken zijn zelfstandige stichtingen. Wellicht is dat ook de reden dat de Haagse bibliotheek op wel meer vlakken dingen anders doet dan andere bibliotheken in ons land. Misschien ben ik trouwens ook wel gewoon een beetje beledigd omdat ze zich aan het einde van het boek afvraagt waarom er geen leesloketten zijn op stations, waarom we de berg niet naar Mohammed brengen. Heeft ze dan nog nooit gehoord van de Stationsbibliotheek (in verschillende vormen), van de bibliotheek op Schiphol of van de Strandbibliotheken? Daar heeft de bibliotheek Den Haag er nota bene twéé van gehad.

Ik stop met zeuren. Geheugen, geschiedenis, beschaving is een heel mooi boekje waarin een liefdevol beeld wordt geschetst van het uiterst diverse publiek dat in de bibliotheek komt: van daklozen en non-lezers tot arrogante vrouwen en krijsende of poepende kinderen, van consumentengidslezers tot obsessieve lezers. Het beschrijft ook heel mooi hoe bibliothecarissen veel meer doen dan alleen maar boeken opruimen: dat ze films uitzoeken voor de man in de rolstoel die elke week twintig films komt lenen, plaatjes van villa’s met zwembad uitprinten voor Dieter omdat hij dat vraagt en mensen helpen met hun DigiD die het gemeentehuis heeft doorgestuurd. Dat bibliothecarissen tranen afvegen, hulp bieden en een vriendelijk woord voor iedereen hebben.

“Dwing het personeel niet om de zoveelste cursus omgaan met klanten te volgen. Het personeel van de bibliotheek is allang ontzettend aardig voor de klanten. Geeft het liever een cursus omgaan met het boek en het beheren van een collectie.” Het zal Feticu plezier doen om te horen dat er tegenwoordig weer een cursus collectioneren georganiseerd wordt in de branche en dat die overtekend is. En dat de Rijksoverheid weer volop wil gaan investeren in bibliotheken. Met andere woorden: er breken betere tijden aan voor de bibliotheek. En dat werd hoog tijd.

Wraak van de bibliothecarissen

Die titel was niet de reden om dit boekje te bestellen, dat was ik sowieso al van plan, maar het maakte de bestelling wel extra leuk.* Tom Gauld is een Britse cartoonist die publiceert in The New Yorker, New Scientist en The Guardian. In die laatste krant publiceert hij wekelijks iets dat te maken heeft met het boekenvak of met bibliotheken. Ik volg hem al langer op Twitter en toen hij daar aankondigde dat er een boek met een verzameling van die literaire strips zou uitkomen heb ik dat meteen gereserveerd.

Het boek is nog leuker dan ik had verwacht. Elke cartoon krijgt één pagina, dat is soms een stripje, soms een enkel plaatje. Het stripje hierboven is de eerste pagina uit het boek, dat meteen de titel verklaart. Op de tweede staat een cartoon over Kafka en vlak daarna een stripje over schrijvers met een writer’s block. Om maar aan te geven dat het niet alleen over bibliothecarissen gaat. De tekeningen zijn vrij eenvoudig en heel duidelijk maar het draait om de grap, niet om de plaatjes. Het is geen boek om achter elkaar uit te lezen, ik neem aan dat je er dan snel genoeg van krijgt. Maar van regelmatig doorbladeren word ik heel erg vrolijk. Helemaal vrolijk werd ik toen ik boek voor het eerst open maakte en het envelopje zag dat voor in het boek geplakt zit. Want inderdaad: daar zat een boekkaartje in. Een aanrader, dit boek.

*Die wraak past niet alleen bij de naam, maar ook bij de uitgangspunten van dit blog, namelijk dat ik vind dat bibliothecarissen veel te weinig voor zichzelf opkomen.

Het vak van bibliothecaris

Voor de lezers die hier terecht kwamen dankzij het interview dat Karen Bertrams met mij had, voor de site van Probiblio, en die teleurgesteld waren toen ze een oud bericht over Ethan Hawke zagen hierbij een stukje dat wél over bibliotheekwerk gaat. Over dat bibliothecaris zijn een vak is en dat er daarom een volwaardige opleiding voor zou moeten zijn. Op minimaal HBO-niveau. Toen ik daar in 2015 voor het eerst een stuk over schreef werd daar zeer wisselend op gereageerd: de reacties onder het stuk zelf waren instemmend maar daar bleef het wel zo’n beetje bij. In ‘de echte wereld’ werd er op zijn vriendelijkst een beetje om gegrinnikt, meestal werd het niet serieus genomen en ik werd één keer echt uitgelachen toen ik het in een vergadering noemde, over wat er nodig was voor de toekomst van de branche. Nu overal steeds meer bibliothecarissen met pensioen gaan begint eindelijk breed door te dringen dat daarmee toch wel erg veel kennis verdwijnt.

Ja, de afgelopen jaren is er echt wel het een en ander op dat gebied gebeurd en ik weet inmiddels ook dat je niet zomaar een nieuwe hbo-opleiding uit de grond tovert. Sterker nog: dat is bijna onmogelijk door de ingewikkelde structuur van het hoger onderwijs. Dus we zijn aangewezen op modules waarin zo goed mogelijk verschillende losse trainingen bij elkaar gevoegd kunnen worden tot één deelcertificaat. Daarbij is het heel fijn dat NBD biblion een opleiding voor collectioneurs is gestart. Misschien een beetje vreemd dat een leverancier van bibliotheekmaterialen ook een opleiding verzorgd over hoe je die materialen aanschaft, maar ik klaag niet want hoera er is een serieuze cursus. Als er érgens kennis over collecties zit is het bij NBD biblion, dus ik heb alle vertrouwen in de kwaliteit er van.

Ik hoop dat er binnen die modules ook ergens zoiets als beroepseer aan de orde gaat komen. Dat plaatje hierboven, van Stephen Colbert die over ex-president Trump zegt dat “he’s going to get taken down by the librarians”, dat klopt natuurlijk niet. Want bij de National Archives werken geen bibliothecarissen maar archivarissen. Alleen: ‘archivists’ bekt niet zo lekker en iedereen begrijpt meteen wat Colbert bedoelt met zijn ‘They’re organised, they know where everything is’. Er zijn grote verschillen tussen archieven en bibliotheken, maar ‘organised’ zijn en weten waar alles is is wel een kernwaarde voor zowel bibliotheken als archieven. Een van de grootste verschillen tussen openbare bibliotheken en archieven is dat archieven een bewaarfunctie hebben en bibliotheken niet. Daar draait het om de toegankelijkheid, om het ’ter beschikking stellen van informatie’. Dat is bij archieven ook belangrijk, maar het bewaren is de hoofdtaak en de archivaris is daar een spil in. Ik kan me niet voorstellen dat er in archieven schamper wordt gedaan over regels die gevolgd moeten worden of dat ze daar hun eigen opleiding zouden laten opheffen. Daarbij helpt het natuurlijk dat er wettelijke voorschriften voor archieven zijn. In een bibliotheek zijn er heel veel mensen met andere dingen dan de collectie bezig, dus dat het technische deel van bibliotheekwerk minder centraal staat is best begrijpelijk. Maar het gebrek aan vakkennis begint soms schrijnende vormen aan te nemen. Zo las ik laatst een stukje van een bibliotheekmedewerker waarin ze uitlegde dat kinderen die A-boeken lezen in de midden- of bovenbouw van het basisonderwijs zitten. Het is echt basiskennis, om te weten hoe dat wel zit (want dat is ECHT NIET zo), dus dat vond ik tamelijk verontrustend.

Voor die collectioneurs-cursus van de NBD was zoveel belangstelling dat ze een tweede klasje gaan maken. Dat vind ik heel bemoedigend maar het is ook heel pragmatisch dat die cursus zo’n succes is: al die boeken komen niet vanzelf in de kast. Gebrek aan kennis en ervaring in de front-office valt veel minder op dus ik hoop dat ook op dat gebied snel trainingen komen. Binnenkort start Jannie van Vugt als coördinator Brancheopleiding bij de VOB. Ik heb veel vertrouwen in haar, ik ga er van uit dat de erkenning van het vak van bibliothecaris hiermee weer een stukje dichterbij is gekomen. En anders schrijf ik er gewoon weer een stukje over..

Bibliothecarissen, laat je zien!

Wilma van Wezenbeek en ik werden voor de OCLC contactdag geinterviewd door Sander Schimmelpenninck. Na afloop spraken we af dat we daarover samen een blog zouden schrijven, bij deze. Ditzelfde verhaal publiceert Wilma (in het Engels) op haar eigen blog.

Het was leuk om te doen, ook voor ons was het verrassend wat het gesprek met Sander Schimmelpenninck zou opleveren. Bij onze kennismaking vooraf wilde hij dat we niet te veel “kruit zouden verschieten” omdat we dan tijdens ons gesprek/interview geen gespreksstof meer zouden hebben. Dus het was een redelijk spontaan gesprek, waarbij je dan achteraf nog wel eens denkt dat bepaalde dingen niet aan bod zijn gekomen, of niet helemaal goed belicht. Dat hoort er natuurlijk ook bij.

Voor mij, Wilma, was de kennismaking met Jeanine een fijne bijkomstigheid van het gesprek. Een bibliothecaris die net als ik (hoewel ik me altijd directeur noemde) wel houdt van een beetje lef tonen, en dingen doen of waarmaken (en er niet te veel over praten). Wat een mooie voorbeelden noemde Jeanine over haar bibliotheek, en het belang van de sector. Zeker nu we een beetje zijn bekomen van de periodes van lockdown, merken we hoe belangrijk het is om elkaar te ontmoeten, en de bibliotheek is daar een inspirerende plek voor.

Toen ik ons gesprek voorbereidde, dacht ik vooral na over wat ik uit de COVID-19 periode heb geleerd tijdens mijn directeurschap bij Student- en Onderwijszaken bij de VU, en wat daarvoor relevant zou kunnen zijn voor de (universiteits)bibliotheken. We zijn in het onderwijs versneld terechtgekomen in de discussie waar online onderwijs een toegevoegde waarde kan hebben, hoe we ons onderwijs flexibel kunnen inrichten (modulair, voor verschillende doelgroepen), en hoe open we willen of kunnen zijn. Termen als leven lang ontwikkelend activerend blended onderwijs en, zeker bij de VU community service learning en het mixed classroom concept staan stevig op de agenda. Een van de gedachtes die ik daarbij heb is dat als je uitgaat van een leven lang ontwikkelen, je iedereen in feite als een student, beschouwt, en niet alleen die periode telt die je (gemiddeld) tussen je 18de en 24ste doorbrengt als Bachelor- en/of Masterstudent aan een hoger onderwijsinstelling. Er komen (meer, ze zijn er ook al) kortere modules waar je je in een werkzaam leven voor kunt inschrijven, je kunt kiezen om vakken op verschillende instellingen te volgen, en daarbij worden ook de landsgrenzen overschreden. De openbare en universiteitsbibliotheken kunnen de communities van al deze lerende gezamenlijk ondersteunen, in het aanleren van algemene (digitale) vaardigheden, en het bieden van een plek om elkaar te inspireren, omdat dé campus minder gelinkt zal worden aan dé studie.

Voor mij (Jeanine) was de kennismaking met Wilma heel verrassend omdat je opeens in direct contact komt met iemand uit een heel ander deel van het brede spectrum dat bibliotheekwerk heet. En met iemand aan tafel zitten en verhalen delen is toch heel anders dan tweets voorbij zien komen van mensen die in academische bibliotheken werken. Alleen al het feit dat Wilma mij de aanzet tot dit blog via Sharepoint stuurde is daar een voorbeeld van. Want ik ken niet veel openbare bibliotheken die daar mee werken, voor mij is het althans de eerste keer.  

Wilma had voor dit gesprek / interview een aantal voorwerpen meegenomen, aan de hand waarvan zij haar verhaal rondom de thema’s die OCLC voor de contactdag had vastgesteld wilde vertellen. Daar was ik wel een beetje jaloers op, op die goede voorbereiding, want ik was vooral bang dat ik aan de slag zou moeten met beelden van boetes, strenge biebjuffen en andere persoonlijke associaties uit het verleden. Gelukkig werd het een heel open gesprek waarin Sander nieuwsgierig was en goed luisterde en waarin we onder andere terug keken op de afgelopen periode van aangepaste dienstverlening. Alhoewel die tijd op het eerste gezicht in de academische wereld heel anders verliep dan bij de openbare bibliotheken bleken er bij nader inzien toch veel overeenkomsten te zijn. We moesten allebei dicht, maar de dienstverlening van universiteitsbibliotheken is al voor een belangrijk deel digitaal dus dat vraagt ‘alleen maar’ een andere manier van organiseren. De openbare bibliotheek bestaat bij de gratie van het directe contact (met boek, personeel en andere bezoekers) dus voor ons was het veel meer een zoektocht. Dat resulteerde niet alleen in zaken als de afhaalbieb maar ook in nieuwe vormen van digitale dienstverlening aan bijvoorbeeld scholen en kinderdagverblijven. 

Eén van de pijlers van het thema van de contactdag is Versterken. We denken dat de andere pijlers hiermee onlosmakelijk verbonden zijn. Door onze kennis en die van anderen te delen, kunnen we zorgen voor verbinding. En als we dat op een innovatieve manier doen, versterken we onze positie. Sander vroeg of we niet meer voor onszelf moeten opkomen, of we ons niet te veel op de achtergrond stellen. Dat is natuurlijk niet een oproep aan ons Jeanine en Wilma, maar aan ons allemaal. Show our case!

Overigens is het interview hier terug te kijken.

Over guerilla librarians en catalogusbakken

Een podcast over collectievorming. Klinkt supersaai. Maar ik raad iedereen aan om hem te beluisteren. Want het is een geweldig verhaal, het wordt smakelijk verteld en het is heel interessant. Een woest avontuur met een bibliotheekdirecteur als de grote schurk en bibliothecarissen die in opstand komen, zich ‘guerilla librarians’ noemen en stiekem de bibliotheek insluipen.

Ik kan de podcast niet embedden in mijn website dus je zult op de link moeten klikken of hem op je favoriete podcast platform moeten opzoeken. Het is een aflevering van de show 99% Invisible en deze aflevering heet Weeding is Fundamental. Voor wie het niet wist: ‘weeding’ is het Engelse woord voor afschrijven. Of nou ja, ‘weeding’ betekent gewoon ‘wieden’ maar dat woord gebruiken onze Engelstalige collega’s wanneer wij afschrijven zeggen. Eigenlijk is dat een veel beter woord. Dat wordt in deze podcast ook uitgelegd: dat je net zoals je een tuin moet wieden ook een bibliotheekcollectie moet bijhouden om te voorkomen dat hij overwoekerd raakt.

99% Invisible is een hele bekende podcast, over ‘all the thought that goes into the things we don’t think about — the unnoticed architecture and design that shape our world’. Ooit gestart als een project van o.a. het American Institute of Architects in San Francisco. Niet alleen over architectuur en stedenbouw maar ook over design, geschiedenis en technologie. De reden dat ze deze podcast over afschrijven maakten heeft te maken met het gebouw van de bibliotheek van San Francisco.

Het is niet alleen een spannend verhaal maar het is ook interessant voor iedereen die niet in een bibliotheek werkt, of geen bibliotheekopleiding heeft gehad, want je krijgt een goed beeld van een aantal internationale bibliotheekprincipes, die duidelijk worden uitgelegd. En het is interessant voor iedereen die wel een bibliotheekopleiding heeft gehad, of die zich met collecties bezig houdt, want je krijgt een beeld van hoe ze in de VS aan collectievorming doen. Wij hebben niet zoiets als MUSTY, maar de principes blijven hetzelfde. En soms is het heel herkenbaar.

Het is ook nog eens een fraai staaltje bibliotheekgeschiedenis, dit verhaal. Het speelt zich af in de jaren ’80 en ’90 en dit soort discussies werden in die tijd veel gevoerd. Overigens is die (inmiddels niet meer zo) nieuwe bibliotheek ontworpen door architect James Ingo Freed, van bureau Pei Cobb Freed & Partners. Ik ben er geweest, in die bibliotheek. Een paar jaar na de opening. Jammer, dat ik dit verhaal toen niet kende, maar met terugwerkende kracht herken ik het wel.

Voor wie niet naar de podcast kan of wil luisteren is het hele verhaal ook terug te lezen op de website van 99% Invisible. Maar dan mis je wel de broeierige stem van de verteller en de stemmen van de bibliothecarissen die hun verhaal doen. Met dank aan Egid voor de tip.

Hoe je jongens aan het lezen krijgt

Dit is weer een mooi filmpje van Storycorps, over de kracht van bibliothecarissen. Of over collectievorming. Of wat je er ook in wil zien. Echt gebeurd. De hoofdpersoon Olly Neal vertelt dit verhaal aan zijn dochter, je hoort zijn stem. Echt een lief verhaal.

Storycorps is een organisatie die sinds 2003 verhalen verzamelt, op steeds grotere schaal. Hun missie is: to preserve and share humanity’s stories in order to build connections between people and create a more just and compassionate world. Bij sommige verhalen wordt een filmpje gemaakt, een paar geleden heb ik al eens een van hun filmpjes gedeeld. Over de bibliobus.

Als je wil weten hoe dat boek waar het allemaal mee begon er uit ziet of meer informatie wil dan moet je hier even kijken. En oh ja: hoe krijg je jongens aan het lezen? En meisjes ook trouwens? Zorg er voor dat je de juiste boeken hebt. En daar heb je dan weer een bibliothecaris voor.

Bibliothecarissen houden van mensen

De dag na mijn 17e verjaardag reisde ik samen met twee meisjes die ook bij mij op school zaten naar Tilburg voor een toelatingsgesprek op de Bibliotheekacademie. Ja jongens en meisjes, in die tijd kregen ze daar zoveel aanmeldingen dat ze een selectie konden maken.

Aan ons groepje van drie werden nog twee mensen toegevoegd en met zijn vijven kwamen we voor een selectiecommissie te zitten. Ik weet niet meer precies uit hoeveel mensen die commissie bestond maar daarin zat in ieder geval meneer Van Agt, de adjunct-directeur van de school. Die keek ons vriendelijk aan, legde uit wat de bedoeling was vroeg toen plompverloren aan Marloes: “Zo, en vertel eens: waarom wil jij in een bibliotheek gaan werken?” Omdat ze zo van boeken hield, zei Marloes, en omdat ze gek was op lezen. “Dan moet je in een boekhandel gaan werken” zei Van Agt. “Daar zit je de hele dag tussen de boeken” en daarna stelde hij dezelfde vraag aan Coen. “Ik wil in een bibliotheek werken omdat ik graag mensen wil helpen en vragen wil beantwoorden” antwoorde die. Dat vond ik zelf een hele snelle actie en slim bedacht maar meneer Van Agt was niet onder de indruk. “Dan moet je bij de NS gaan werken” zei hij, “achter het loket. Kun je de hele dag vragen beantwoorden.” En toen wij in koor protesteerden dat dat heel iets anders was dan in een bibliotheek omdat je daar steeds andere vragen krijgt en omdat een bibliotheek veel afwisselender is reageerde hij met “Bij de NS krijg je ook steeds andere vragen, want die mensen willen allemaal een kaartje naar een andere bestemming.” Waarschijnlijk keken we daarna allemaal licht wanhopig uit onze ogen: want wat was DAN het goede antwoord? En toen legde de adjunct-directeur van de BDAT uit dat het in een bibliotheek draaide om mensen. Dat je van mensen moest houden als je in een bibliotheek wilde werken. En ja, je moest veel vragen beantwoorden en het was ook handig als je van lezen hield maar het draaide om de mensen. “Dus dat moeten jullie goed onthouden als jullie aan deze opleiding beginnen.”

Hoe dat gesprek verder verliep weet ik niet meer, maar deze opening maakte toen diepe indruk op me. Waarschijnlijk omdat het de eerste keer was dat ik zo’n retorisch trucje meemaakte. En omdat het heel erg duidelijk maakte wat de bedoeling was.

Ik weet niet of er ooit mensen werden afgewezen na zo’n gesprek. Misschien was dat alleen bedoeld als drempel om te voorkomen dat mensen zich al te gemakkelijk aanmeldden en vervolgens niet kwamen opdagen als het studiejaar begon. Wij werden in elk geval alle vijf aangenomen en kwamen bij elkaar in de klas. Met een van die meisjes raakte ik bevriend en zij is nu nog steeds mijn beste vriendin.

Waarom ik dit verhaal nu oprakel is om aan te geven dat het bepaald niet nieuw is dat je van mensen moet houden om in een bibliotheek te werken. Want dat hoor ik de laatste tijd wel eens. Dat je vroeger van boeken moest houden als je in een bibliotheek wilde werken en dat het nu om de mensen draait. Maar dat is dus niet zo. Al is dat wel een poosje wat minder gebruikelijk geweest in de branche. Zo was daar de directeur die tegen gezellige praatjes aan de balie was: “We zijn geen buurthuis! Voor de gezelligheid hoeven ze hier niet te komen”. Maar het draaide in de bibliotheek altijd om wat je voor “de mensen” kon betekenen. Die stonden voorop. En niet de boeken.

Hoezo mag de klassieke bibliotheek niet meer?

Een paar maanden geleden werd ik op Twitter gecorrigeerd door iemand omdat ik de term ‘uitleenfabriek’ gebruikte. De term uitleenfabriek suggereert dat we alleen maar boeken uitlenen en bibliotheken waren altijd veel meer dan alleen dat. Wat diegene precies schreef weet ik niet meer want ik kan niet meer terugvinden wie dat ook alweer was die me daarop wees. In eerste instantie vond ik het een beetje flauw. Maar hoe langer ik er over nadenk hoe meer ik me realiseer dat diegene groot gelijk heeft.

Ik vind het zelf eigenlijk wel een lekker woord, uitleenfabriek, ik gebruik het al jaren. Ik heb meer problemen met mensen die het begrip “klassieke bibliotheek” gebruiken als iets negatiefs en dat is een irritatie in dezelfde categorie. Al die mensen die vinden dat de “klassieke bibliotheek” niet meer kan en dat die een transitie moet doormaken. Want de klassieke bibliotheek is een uitleenfabriek en dat is ouderwets en de nieuwe bibliotheek is hip want nieuw en die heeft een ‘community librarian’, want dat is nog hipper.

Mensen: hou daar eens mee op, met die flauwekul. Het doel van bibliotheken is altijd geweest om toegang te bieden tot kennis en informatie en om het lezen te bevorderen. Dat kun je op een heleboel verschillende manieren zeggen, je kunt het hebben over volksverheffing, literatuurpromotie, stimuleren van cultuur of over een leven lang leren maar we doen al meer dan honderd jaar in principe ongeveer hetzelfde, al gebruiken we nu andere middelen dan toen. En inderdaad: een paar jaar geleden was er een stroming binnen onze branche die zei dat bibliotheken op boekhandels moesten gaan lijken. Want boekhandels waren sexy en succesvol. Er werden retailformules bedacht omdat het dé manier zou zijn om de teruglopende uitleencijfers van bibliotheken op te krikken en die werden door een aantal bibliotheken overgenomen. Díe bibliotheken zou je een uitleenfabriek kunnen noemen, want hun doel was om zoveel mogelijk boeken uit te lenen. Ik kan niet goed inschatten over hoeveel bibliotheken we het dan hebben. In bepaalde provincies werd deze formule breed uitgerold en de meeste bibliotheken in Nederland namen elementen van dat retailconcept over om hun collectie aantrekkelijker te presenteren. Maar volgens mij zijn heel veel bibliotheken gewoon blijven doen wat ze altijd al deden: mensen helpen bij het vinden van informatie en een plek in de gemeenschap zijn voor iedereen. Maar dan met hun boeken net iets leuker gepresenteerd dan voorheen.

Vanwege de vergrijzing van de branche verlaten nu een heleboel collega’s het vak die weten hoe dat moet: er voor zorgen dat iedereen zich welkom voelt in de bibliotheek. Die oude rotten worden vervangen door nieuwe mensen, met nieuwe ideeën maar zonder bibliotheekopleiding omdat die niet meer bestaat. En die nieuwe mensen hebben nieuwe kwaliteiten maar ze missen de kennis en ervaring om van de bibliotheek de plek in de gemeenschap te maken waar iedereen zich thuis voelt. En daarom worden er nu nieuwe opleidingen uit de grond gestampt, zoals de opleiding tot community librarian. Ik vind het zelf een rotwoord (want hoezo opeens een Engelse term?) maar de opleiding zelf lijkt me prima. Studenten leren daar hoe ze er voor kunnen zorgen dat wat er in de bibliotheek gebeurt aansluit bij wat er in hun eigen gemeenschap leeft. Ze leren hoe ze in hun dienstverlening mensen kunnen stimuleren om zichzelf te verbeteren. Om te doen waar bibliotheken voor zijn opgericht en wat ze altijd al gedaan hebben dus. Je zou kunnen zeggen dat die bibliotheken met een community librarian dus weer teruggaan naar het klassieke bibliotheekwerk: ophouden met het zijn van een uitleenfabriek en weer opnieuw gaan doen waar je altijd al mee bezig was. Maar dan met nieuwe middelen.

De term ‘klassieke bibliotheek’ wordt de laatste tijd steeds vaker als een soort scheldwoord gebruikt. Het suggereert hoge boekenkasten en mahoniehouten tafels met koperen leeslampjes en een bibliothecaresse die vanachter haar catalogusbak fluistert dat je stil moet zijn. Er is geen openbare bibliotheek in Nederland die er zo uitziet. Tot verdriet van sommige bezoekers overigens. Al bijna 50 jaar niet meer want sinds de jaren ’70 zijn openbare bibliotheken bezig met het aansluiten bij waar mensen mee bezig zijn. De manieren waarop ze dat doen zijn in de loop van de tijd veranderd en de ene bibliotheek is daar actiever of beter in dan de ander. Maar ze zijn er allemaal mee bezig en ze doen allemaal hun best. Dus ik vind het nogal gemakkelijk om nu iets anders te suggereren. Om die paar bibliotheken die de laatste paar jaar al hun energie hebben gestopt in het uitlenen van zoveel mogelijk boeken als maatstaf te nemen en te roepen dat alle bibliotheken uitleenfabrieken zijn en dat het van nu af aan anders moet. Ik snap het wel, want dat bekt lekker. En het maakt de boodschap zo helder en dat moet van communicatie, zorgen dat je een heldere boodschap hebt. Maar het klopt niet. Want de meeste bibliotheken zijn nooit uitleenfabrieken geweest en de klassieke bibliotheek had altijd al een maatschappelijk/educatieve functie. Dus zullen we stoppen met het gebruik van die term uitleenfabriek en ook de uitdrukking klassieke bibliotheek niet meer in negatieve zin gebruiken? Want daarmee doen we onszelf en onze eigen geschiedenis te kort.

En voordat iemand nou zegt “wat maakt het nou uit hoe je iets noemt, het zijn toch maar woorden?”; daar zijn wij van, van woorden. Van taal. Dus laten we in elk geval over ons eigen vak de juiste woorden gebruiken. Lang leve de klassieke bibliotheek. En lang leve de bibliothecaris!

Een boekenpoetsmachine

“A behind-the-scenes look at how we remove dust from our books. It’s like a mini car wash for books, minus the water!” twitterde de Boston Public Library onlangs. Fascinerend en ook wel een beetje bizar. Ik kan er in elk geval uren naar kijken: naar deze afstofmachine voor boeken. Ik weet niet of alle boeken die in Boston worden teruggebracht door deze machine gaan of dat ze hem alleen gebruiken om de collectie in het magazijn af en toe op te frissen. Openbare bibliotheken hebben in de Verenigde Staten vaak een ander soort collectie dan wij in Nederland, in elk geval die in de steden. Onze Amerikaanse collega’s combineren het vaak met een archief- of bewaarfunctie. En ja, boeken kunnen stofnesten zijn als je ze niet goed bewaard.

Twitter verwees mij ook naar een artikel in het Library Journal, het Amerikaanse vakblad, over book cleaning products. Daar blijkt een hele wereld achter te zitten van apparaten en hulpstukken en technieken. Vooral de filmpjes op youtube opende nieuwe werelden voor me: er zijn speciale stofzuigers waarmee je de bovenkanten van boeken kunt zuigen en verrijdbare schoonmaakmachines waarmee je voor de kast kunt gaan staan en zelfs schudmachines die de bladzijdes laten wapperen. De filmpjes zijn in het algemeen al wat ouder en daarom een beetje traag en pompeus, maar daarom des te hilarischer. Vind ik dan.

Overigens denk ik niet dat ze in Boston de boeken die worden teruggebracht door dit apparaat halen: boeken die zijn uitgeleend zijn juist niet stoffig. Nat soms of plakkerig, dat wel. Dat probleem hebben ze in wetenschappelijke bibliotheek dan waarschijnlijk weer minder: zand tussen de bladzijden, of restjes shag en dode muggen. En limonade of kauwgom op het omslag. Dat los je met een beetje wapperen niet op. Daar heb je een fles glassex voor nodig. Of erger. In ieder geval een fanatieke bibliotheekmedewerker. Het lijkt me niet iets waar je een machine voor kunt bouwen. Maar ik verbaas me nergens meer over.

Cijfers vertellen geen verhaal

 

Aan de hand van de cijfers over bibliotheken die het Ministerie van OCW onlangs heeft gepubliceerd heeft Mark Deckers de afgelopen weken op zijn blog een aantal lijstjes gepubliceerd. Hij heeft cijfers met elkaar vergeleken en aan de hand daarvan heeft hij overzichtjes gemaakt van o.a. welke bibliotheek in Nederland de meeste materialen heeft uitgeleend, welke de meeste activiteiten heeft georganiseerd en wie de meeste bezoekers heeft gehad. In het eerste deel uit de serie roept hij bibliotheken op om zich in de cijfers te verdiepen want voordat je het weet wordt je met die cijfers door iemand om de oren geslagen. Naar aanleiding van zijn laatste exercitie werd ik door verschillende mensen gefeliciteerd, want in het lijstje van bibliotheken met de jongste medewerkers stonden Bibliotheek Bibliorura op de eerste plaats. Het is altijd leuk om ergens nummer 1 te zijn en als “petemoei van het Jonge Bibliothecarissen Netwerk” vind ik het natuurlijk extra leuk om nou net in dit lijstje bovenaan te staan. Maar het slaat natuurlijk nergens op.

Sorry Mark.

Die cijfers zullen ongetwijfeld kloppen. En die vergelijking ook. Maar zijn wij de bibliotheek met de jongste bibliothecarissen? Want dat zegt de kop boven het stuk. Het antwoord is: nee dat klopt niet.  In het overzichtje waar wij op nummer 1 staan is het al beter verwoord: wij hebben het jongste personeel. Althans: wij hebben het hoogste percentage medewerkers onder de 30 jaar. Maar wat zegt dat? Dat wij hipper zijn? Of moderner of beter de vinger aan de pols houden bij de jeugd? Zo’n cijfer zegt helemaal niks. Het zijn appels en peren die je in zo’n lijstje met elkaar vergelijkt. Ik ben niet de eerste die dat zegt, bij verschillende van Mark’s stukjes staan al reacties met die strekking. Maar daar wordt ook weer aandacht gevraagd voor het project Effectmeting van de VOB. En daar word ik dan weer een beetje zenuwachtig van.

Er is niks mis met meten en ook niet met het meten van effecten. Maar ik wil juist zo graag weg van die focus op getallen, van dat afrekenen aan de hand van cijfers. Ik wil praten met gemeentes: wat willen jullie? Waar worden jullie blij van? Waar heeft deze gemeente behoefte aan, wat gaat hier werken? Daar gaat het mij om. Dat is voor mij het allerbelangrijkste. En dat staat helemaal los van wat er bij de KB of bij de VOB bedacht wordt aan acties en campagnes. Met die insteek hebben wij een aanbesteding gewonnen. Niet met cijfers. De enige cijfers die in ons aanbestedingsstuk stonden waren financiële cijfers. Het had geen SMART geformuleerde doelen maar een goed verhaal. We schetsten een duidelijk beeld van de toekomst dat aansloot bij wat er leefde in de verschillende kernen van de gemeente. Dáár wonnen we mee.

Cijfers zeggen helemaal niks. Als je kijkt naar het overzicht van actieve bibliotheken zie je dat er  gemiddeld 496 activiteiten per jaar worden georganiseerd. Om wat voor soort activiteiten gaat het dan en hoe tellen ze dat? Wij hebben maar één vestiging, zelfs als ik elke dag van het jaar een activiteit in de bibliotheek zou organiseren haal ik het landelijk gemiddelde niet, en wij zijn 360 dagen per jaar open. Of mag ik de boekenkringen die onze leesconsulenten op scholen organiseren ook  meetellen? Dan schiet ik al een heel eind richting de top 10. Ben ik dan niet actief? Omdat ik het landelijk gemiddelde niet haal? Of ben ik juist heel actief omdat ik met mijn leesconsulenten op bijna alle basisscholen in het werkgebied zit?

Ik snap heel goed dat Mark ons met zijn blogs wil voorbereiden op het volgende commerciële bedrijf dat met die cijfers aan de slag gaat. Dat met wat makkelijke staatjes ons of onze gemeentes gaat benaderen om te roepen dat het allemaal efficiënter/beter/goedkoper/makkelijker kan als we het lot van de bibliotheek maar in hun handen leggen. Maar ik ga er van uit dat we dat stadium inmiddels voorbij zijn en dat niemand daar meer in trapt. De meeste gemeentes hebben dat soort brieven de afgelopen jaren opzij gelegd, al dan niet na een telefoontje met hun bibliotheekdirecteur. Soms grinnikend, soms zuchtend en soms leidde dat tot indringende gesprekken en/of discussies. En ja, een paar gemeentes zijn wel in het verkooppraatje getrapt dat ze hetzelfde kunnen krijgen als ze al hadden voor minder geld. In een enkele gemeente heeft het zelfs grote politieke consequenties gehad voor de wethouder in kwestie. Maar in het algemeen leidde deze benadering tot niets. Want de waarde van de bibliotheek is heel lastig uit te drukken in cijfers.

Dat wil uiteraard niet zeggen dat je geen cijfers nodig hebt: tuurlijk, prima dat ze er zijn. Handig hulpmiddeltje. Nogmaals: ik zeg niet dat we niet moeten meten en rekenen, maar laten we daar alsjeblieft niet al te veel energie in stoppen. Want het gaat niet om cijfers, het gaat om het verhaal dat je vertelt. Ik ben zo bang dat we zo meteen de ene set cijfers door de andere gaan vervangen. Dat we ons in plaats van op uitleencijfers gaan laten afrekenen op het aantal activiteiten dat we organiseren. Het straalt iets wanhopigs uit: “we doen er echt wel toe hoor. Kijk maar: we hebben cijfers.” Maar we hebben een verhaal en dat is veel beter dan cijfers.

Om nog even terug te komen op onze eigen nummer 1 notering: bij ons is meer dan 37% van het aantal medewerkers onder de 30 jaar. Dat hoge percentage komt deels omdat onze opruimhulpen bij ons in dienst zijn en die zijn allemaal jonger dan 23 jaar. Zoiets suggereerde Mark al. Maar zoveel opruimers hebben we niet dus dat is niet de belangrijkste oorzaak. Wij hebben de afgelopen jaren vol ingezet op de Bibliotheek op School en onze leesconsulenten zijn op één na allemaal jonger dan 30 jaar. En bij zo’n relatief kleine organisatie als de onze is zo’n percentage dan al snel hoog. Bij ons is 42% van de medewerkers ouder dan 50 jaar, landelijk is dat gemiddeld 64%. Dus ja, wij hebben een relatief jong personeelsbestand. Voor wat dat waard is.

get_footer() ?>