Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

De tv-presentator die leerde lezen

Eerlijk gezegd had ik nog nooit van Jay Blades gehoord maar dat komt waarschijnlijk omdat ik niet van doe-het-zelf-programma’s op tv hou. Blades is de presentator van The Repair Shop, een populair tv-programma bij de BBC waarbij mensen voorwerpen met een sentimentele waarde kunnen laten repareren. Hij heeft pas onlangs, op zijn 51e, leren lezen en tijdens dat proces is hij gevolgd voor een documentaire die afgelopen week werd uitgezonden. Ik vond het een geweldig programma omdat het heel goed laat zien hoe moeilijk het is om te leren lezen maar ook omdat het alle vooroordelen over laaggeletterden doorbreekt. Mijn eigen vooroordelen in elk geval. Want Blades is een hele vrolijke, taalvaardige man. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat hij moeite zou hebben met lezen, maar het uiteraard wel zou kunnen. Alleen heel erg slecht. Dat hij laaggeletterd zou zijn dus. Maar hij kon helemáál niet lezen. Dat maakt het wat mij betreft zo interessant. Je ziet hoe hij les krijgt van een vriendelijke vrijwilliger die hem de verschillende letters leert. Je ziet hem worstelen met de uitspraak en je ziet zijn blijdschap als hij een woord goed heeft gespeld.

Het bijzondere vind ik ook dat hij op latere leeftijd criminologie heeft gestudeerd. Hij kon daarbij gebruik maken van de voorzieningen voor dyslectische studenten. Pas helemaal aan het einde van zijn studie kwamen ze er achter dat hij dyslectisch is en helemaal niet kan lezen. In de documentaire gaat hij terug naar de universiteit en ontmoet hij zijn oude professor, die zegt dat zijn stukken altijd zo goed leesbaar waren: “je schreef zoals je praatte”. Dat klopt want hij sprak zijn teksten in en die werden daarna omgezet in geschreven tekst. Een van de doelen die hij zich gesteld heeft is dat hij zijn jongste dochter wil voorlezen, een bekende reden voor veel laaggeletterden om er mee aan de slag te gaan. Aan het einde leest hij zijn 18-jarige dochter eindelijk het verhaal van Olivia voor. Wat mij betreft is deze documentaire het toonbeeld van het feit dat iedereen zijn eigen verhaal heeft en dat iedere situatie weer anders is. En dat het super belangrijk is dat alle kinderen goed leren lezen want ook hier verlaat 25 procent van de kinderen de basisschool met een leesachterstand die ze later moeilijk weer inhalen. Dus hup leerkrachten en hup leesconsulenten.

De documentaire is terug te zien via BBC iPlayer maar die ‘only works in the UK‘. Helaas. Nog bedankt voor de tip Pascale.

De nieuwe staatssecretaris van digitalisering

Volgende week wordt het nieuwe kabinet officieel beëdigd. Een van de nieuwe functies in dat kabinet is de staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering. Het is nog niet duidelijk waar die zich precies mee gaat bezig houden, behalve met de Antillen, maar in het coalitieakkoord is een paragraaf gewijd aan digitalisering dus dat geeft een idee van de invulling van de andere helft van de portefeuille. Die paragraaf staat vol ronkende teksten over hoe Nederland de kansen die digitale technologie biedt wil gaan verzilveren maar er staat ook: “Iedereen krijgt de kans om mee te komen door digitale kennis- en vaardigheden aan te bieden in het onderwijs en via om- en bijscholing. We pakken digibetisme gericht aan via een publiekprivate strategie voor digitale geletterdheid en we verbeteren de toegankelijkheid van digitale overheidsdiensten, met behoud van alternatieven voor digitale overheidscommunicatie.”

Dat laatste vind ik een geruststellende mededeling. Het komt ook overeen met de belofte na de evaluatie van de toeslagenaffaire dat wie nu in de problemen raakt door de overheid, niet meer tegen een muur van bureaucratie oploopt: „Mensen moeten altijd persoonlijk in contact kunnen komen met de overheid.” Dat is dus een breuk met het streven naar een overheid die alleen nog maar digitaal communiceert, zoals dat ooit door minister Plasterk is ingezet. Dat klinkt wat mij betreft te mooi om waar te zijn, maar volgens het NRC loopt als rode draad door het hele coalitieakkoord dat er veel fouten uit het verleden moeten worden hersteld. Daar past ook de mededeling bij dat uitvoeringsorganisaties die rechtstreeks met burgers in contact staan worden versterkt. „De overheid die wij voor ons zien heeft oog voor de menselijke maat, is begrijpelijk, bereikbaar en aanspreekbaar voor inwoners, en herstelt op die manier het vertrouwen.”

En ja, ik wéét het: digitalisering is een heel belangrijk onderwerp met veel uitdagingen, van artificiële intelligentie tot cybercrime en online wangedrag, dat moet serieus worden aangepakt. Maar ik wil hier ook heel graag aandacht vragen voor de mensen die niet mee kunnen, die niet digitaal vaardig zijn en die dat ook nooit zullen worden. Althans, niet voldoende om volwaardig mee te draaien in de snel veranderende maatschappij. Om die mensen te helpen zijn inmiddels in bijna alle openbare bibliotheken in Nederland IDO’s (Informatiepunt Digitale Overheid) geopend waar mensen met vragen terecht kunnen. Hartstikke goed, past bij onze dienstverlening want daar is de bibliotheek voor, om vragen te beantwoorden. Maar het is niet de oplossing. Dat is een doekje voor het bloeden. Ik heb de indruk dat op de plekken waar beleid gemaakt wordt er maar weinig besef is van de omvang van die groep en over wat voor soort mensen het dan gaat. Je merkt het ook in gesprekken “ja maar, wie zijn die mensen dan? Ik ken niemand zonder smartphone. Oh, inderdaad. Mijn oma niet nee.” Realiseer je dat iedereen een oma heeft (meerdere waarschijnlijk) dus dat het om heel veel mensen gaat. En ja, een heleboel oma’s hebben wel een smartphone en kunnen daar wel mee omgaan. Maar veel ook niet. En niet alleen oma’s, ook mensen die nog niet bejaard zijn maar nooit met een computer hebben gewerkt omdat ze bijvoorbeeld met hun handen werken: als bouwvakker of binnenvaartschipper. Het is een illusie om te denken dat we alle Nederlanders voldoende digitaal vaardig kunnen maken. Natuurlijk: ze kunnen allemaal cursussen komen volgen, in de bibliotheek of op andere plekken maar als je er niet dagelijks mee werkt raak je het zo kwijt. Heb je eindelijk door hoe die site van de Belastingdienst werkt, ben je dat het jaar erna weer helemaal kwijt.

Als je als overheid dingen eist van je burgers moet je ook zorgen dat iedereen aan die eisen kan voldoen, dat begint er mee dat iedereen snapt wat de bedoeling is. Dat is niet alleen een kwestie van helder communiceren maar ook van zorgen dat de overheid toegankelijk is. Dat is een verantwoordelijkheid die de overheid zelf moet nemen, dat kun je niet weg organiseren richting bibliotheken of andere clubjes. Want wij zijn geen overheid en ook geen verlengstuk daar van. Dus ik vraag me af hoe ik die publiek-private strategie die in het akkoord genoemd wordt moet lezen. Het bevorderen van digitale vaardigheden (vind ik beter klinken dan ‘bestrijden van digibetisme’) is sowieso een goed idee, maar wees alsjeblieft realistisch en denk niet dat je het definitief kunt uitroeien of dat het vanzelf verdwijnt als over een aantal jaren al die ouwetjes op natuurlijke wijze verdwenen zijn. Want dan is er weer een nieuwe generatie die niet mee kan met de nieuwe ontwikkelingen van dat moment. Dus zorg er voor dat er altijd ergens een echt mens achter een balie of een telefoon zit. Of achter een Antwoordnummer, zoals bij de QR-codes die massaal op papier werden en worden aangevraagd.

De nieuwe staatssecretaris, Alexandra van Huffelen, is nu als staatssecretaris van Financiën nog verantwoordelijk voor de afhandeling van de Toeslagenaffaire dus zij heeft alle ellende van dichtbij gezien en heeft, hoop ik, ook gezien hoe belangrijk het is dat mensen persoonlijk contact kunnen hebben met de overheid. Dus dat het een illusie is dat iedereen alles altijd digitaal kan regelen. Ik hoop dat zij die ervaring in haar achterhoofd houdt in haar nieuwe functie.

We zijn een essentiële dienst

“De nieuwe lockdown gaat in per morgenochtend zondag 19 december 5 uur ’s morgens en duurt in principe tot en met vrijdag 14 januari.” zei de minister-president. Even later: “En ook essentiële diensten als tankstations, bibliotheken en apotheken die blijven geopend.” Tien minuten later deed de minister van Volksgezondheid een dringende oproep om toch vooral een afspraak met de GGD te maken en dan het liefst digitaal. “Bent u niet handig met de computer, vraag dan gerust hulp aan kinderen of aan kennissen of aan buren. Ook bij de bibliotheek zijn mensen die u kunnen helpen.” 

Heel fijn. Eindelijk erkenning: zie je wel, we zijn essentieel. De minister-president zegt het zelf. We zijn belangrijk, hoera. Ik kan nu cynisch gaan doen en zeggen dat we alleen vanwege het IDO open mogen, omdat we mensen kunnen helpen met het maken van een digitale afspraak en dat komt het kabinet wel mooi uit. Maar dat is te gemakkelijk. Want in de vorige lockdown mochten we ook al onder speciale voorwaarden open voor zwakkere doelgroepen, dus er is echt wel iets veranderd aan de manier waarop er tegen de bibliotheken aangekeken wordt. Er komt steeds meer waardering voor onze positie als ‘plek waar iedereen welkom is’. Daar lijkt in deze gepolariseerde tijd steeds meer behoefte aan te zijn. En dat is mooi. Maar voor heel veel mensen is de bibliotheek ook nog steeds een plek waar ze boeken lenen. Ontlezing of niet, zaterdag stond bij ons de telefoon weer roodgloeiend van mensen die wilden weten of we weer dicht gingen en was het weer superdruk met mensen die nog snel leesvoer wilden inslaan. Sommige mensen waren echt in paniek: “hoe moet dat dan, als jullie straks dicht gaan?”.

Ik denk niet dat de bewindslieden die mensen in gedachten hadden toen ze het over een essentiële dienst hadden, maar dat maakt ze niet minder belangrijk. Zoals het voor heel veel mensen essentieel is om cultuur tot zich te nemen. Daarom kan ik er slecht tegen dat alle culturele instellingen zo’n beetje als eerste dicht moeten als er weer eens maatregelen genomen worden. Dat komt omdat de regeringen die we de afgelopen tien jaar hebben gehad kunst en cultuur volstrekt niet serieus namen en er soms zelfs uitgesproken minachtend over deden. Dat deden ze ook over bibliotheken (in mindere mate, want wie heeft er nou een hekel aan de bibliotheek?) maar dat is inmiddels aan het veranderen. Dus misschien komt er met dat nieuwe elan van het nieuwe kabinet ook wel een nieuwe waardering voor kunst en cultuur. Ik hoop het. Want we hebben denk ik met zijn allen wel behoefte aan schoonheid en wat meer ‘zachte krachten’ zou de boel een stuk prettiger maken. Dat Nieuwsuur aan Ingmar Heytze heeft gevraagd om een gedicht te schrijven over de nieuwe lockdown is misschien ook wel een teken dat er iets aan het veranderen is.

In de tussentijd draag ik graag het ‘Fight evil read books’ mondkapje dat ik afgelopen zomer heb aangeschaft. Het is intussen uitverkocht, maar om toch een idee te krijgen zie je hierboven het t-shirt met hetzelfde plaatje er op. Dat is wel nog te vinden op de site. Ik vind het een mooi motto.

Een rijdende minibieb

Een paar weken geleden las ik dit bericht, over een ‘librarian robot’ die getest zou gaan worden in Zuid-Korea. Het gaat om een karretje dat, gevuld met 100 boeken, op en neer gaat rijden over een wandelpad in een park in Seongnam, een satelietstad van Seoul.

In het bericht werd aangekondigd dat ze op 19 november zouden beginnen met testen, dus ik heb een paar weken gewacht met er over schrijven omdat ik benieuwd was hoe de test zou verlopen en omdat ik verwachtte dat er wel ergens een filmpje zou opduiken. Maar hoe ik ook zoek: ik vind er niks meer over terug. Het enige dat je steeds overal tegenkomt is deze foto met min of meer dezelfde tekst er bij. Waarschijnlijk overgeschreven uit het persbericht. Zelfs op de site van de bibliotheek van Seongnam wordt er niks over gezegd, en nee ook niet op het Koreaanse deel van de website. Voor zover ik kan zien althans. Ik denk daarom dat het initiatief hiervoor niet bij de bibliotheek lag, maar ergens anders. Want in sommige artikelen wordt verwezen naar de bedrijven die betrokken waren bij de ontwikkeling van deze robot. Die hebben al eerder robots ontwikkeld die eten thuis bezorgen of die in een hotel bestellingen afleveren.

Het lijkt me eerder een gevalletje ‘he, zou het niet leuk zijn als..’ tijdens een brainstormsessie van ontwikkelaars dan als een serieuze vraag van de bibliotheek. Hoe schattig het karretje ongetwijfeld ook is, het lijkt me niet dat hiermee een gat in de markt bediend wordt, of zelfs maar een markt gecreëerd wordt. Want 100 boeken is natuurlijk helemaal niks. Hoe groot is de kans dat je aan het wandelen bent, het karretje tegenkomt, onbedwingbare zin in het lezen van een boek krijgt, je toevallig je bibliotheekpasje bij je hebt en dan ook nog tussen die 100 boeken iets vindt dat je wil lezen.

Ja ok, ik denk misschien teveel vanuit de bibliobus, die gemiddeld 5000 banden aan boord heeft en dat is volgens critici veel te weinig. Maar he, ga weg met je 100 banden. Dit is een minibieb. Een hele schattige, en technisch vast heel knap, maar een minibieb.

Waar me dit wel een ideaal ding voor lijkt is voor een Boekendienst aan huis. Dat je van huis uit een boek reserveert en dat het dan fijn thuis bezorgd wordt of dat je het kan afhalen. Zo’n karretje kan dan een hele dag rondrijden met een verzameling gereserveerde boeken er in. Dat kan zelfs op dat wandelpad in het park zijn, want dan weet je tenminste zeker dat er een boek aan boord is dat je wil lezen. Maar goed, waarschijnlijk onderschat ik de Koreanen en voldoet het wel degelijk aan een behoefte. Al ben ik wantrouwend genoeg om uit het feit dat er nog geen jubelende filmpjes over gemaakt zijn af te leiden dat er voorlopig nog niet veel positief nieuws te melden is. Overigens hebben bezorgrobots ook zo hun nadelen, deze in Estland bijvoorbeeld.

Nogmaals: leve Adriaan van Dis

JPET20211121_AdriaanVanDis_007_kleinweb
foto: John Peters

“We hebben afgesproken dat we elkaar zouden tutoyeren. Dat voelt voor mij een beetje onwennig want ik ben nogal wat jaren jonger dan jij maar jij hebt weer meer haar dan ik.” Zo opende Leon Verdonschot afgelopen zondag het gesprek met Adriaan van Dis dat we georganiseerd hadden in het kader van Nederland Leest.

Het was een geweldige middag. In het Royal Theater, een oude bioscoop in de binnenstad van Roermond, zaten groepjes mensen keurig op ongeveer 1,5 meter, verspreid door de zaal te luisteren naar Adriaan van Dis. Bij de kennismaking vooraf zei Leon Verdonschot dat hij er erg veel zin in had en dat hij veel vragen had voorbereid, waarop Van Dis antwoorde: “oh, maar daar geef ik toch geen antwoord op, ik wil zelf veel te graag vertellen.” Dat was een beetje overdreven, van dat geen antwoord geven, maar dat hij er zin in had was duidelijk en dat hij zijn verhaal al vaak verteld had ook. Maar het was een geweldig verhaal en het enthousiasme dat hij uitstraalde was aanstekelijk. Het werd een bevlogen gesprek, niet alleen over zijn boek ‘De wandelaar’ maar ook over taal, over niet bang zijn, over lenig blijven en in actie komen. Over maatschappelijke betrokkenheid en de verheffingsgedachte, over het n-woord, over zijn moeder en uiteraard was er ook iemand die een vraag stelde over zijn reizen naar Indonesië.

Waarschijnlijk kan elke organisator van een Nederland Leest bijeenkomst met Van Dis een vergelijkbaar enthousiast verhaal vertellen, maar ik deel het hier toch graag. Want mooie dingen moet je delen. Niet alleen het gesprek was fijn, maar ik genoot al zo van het feit dat het weer kon: in een zaal zitten en naar levende mensen luisteren in plaats van naar een scherm kijken. Naar twee mensen kijken die een echt gesprek voeren, naar elkaar luisteren en die oprecht nieuwsgierig zijn, in plaats van alleen maar persé hun gelijk willen halen. Helaas was er een aantal mensen die het toch niet aandurfden met die stijgende besmettingscijfers, zo’n zaal vol, maar de bezoekers die er waren vonden het allemaal geweldig.

Wat mij betreft is Adriaan van Dis de ideale Nederland Leest schrijver, dus complimenten aan het CPNB voor deze keuze.

In de jury

Ook dit jaar organiseert het Bibliotheekblad weer de verkiezing van Beste Bibliotheek van Nederland en van Beste Bibliotheekspecialist. Er waren dit jaar een stuk minder aanmeldingen dan in het verleden, schrijft hoofdredacteur Menno Goossen in de aankondiging, want een aantal van de bibliotheken die genomineerd waren wilde om uiteenlopende redenen niet meedoen. Dat hele proces van het samenstellen van de longlist en de shortlist heb ik van dichtbij meegemaakt omdat ik dit jaar in de jury zit. Heel leuk, om die verkiezing waar ik in het verleden vaker over geschreven heb en waar ik zelf ook ooit aan heb meegedaan nou eens van de andere kant mee te maken.

Dat sommige bibliotheken even een jaartje willen overslaan doet niets af aan de kwaliteit van de 5 bibliotheken die dit jaar genomineerd zijn want het is een heel mooi rijtje. Ja, ze zijn allemaal heel erg verschillend. En ja, het zijn appels en peren die je met elkaar vergelijkt. Maar nee, het is niet zo dat de bibliotheek met het nieuwste of het spectaculairste gebouw altijd wint. De jury vult per bibliotheek een heel formulier in en vraag 5 gaat pas over wat je vindt van het gebouw. De meeste vragen gaan over hoe de bibliotheek invulling geeft aan de verschillende functies uit de wet en over verschillende onderdelen van de organisatie.

Ik heb nog geen idee van welke bibliotheek er gaat winnen, de jury vergadert daar volgende week pas over. Eerst moet het publiek zich nog uitspreken, stemmen kan nog tot as vrijdag. De stemmen van de jury tellen dubbel, maar het lijkt me dat we in onze beraadslagingen de reacties van het publiek wel meenemen. Zo hebben we bij het samenstellen van de longlist ook die ene mail heel serieus bekeken waarin een lezer graag zijn eigen filiaal wilde nomineren omdat de medewerkers altijd zo aardig waren. Uiteindelijk besloten we dat zoiets toch niet voldoende reden was om op de longlist te komen.

Zelfs als je niet van plan bent om te stemmen is het toch leuk om alle filmpjes te bekijken, zowel van de genomineerde bibliotheken als van de specialisten, want die zijn allemaal ontzettend verschillend. Maar bij elkaar geven ze een mooi beeld van de verschillende aspecten van ons werkveld. En als je dan toch al die filmpjes hebt bekeken kun je net zo goed even stemmen.

Dave Grohl vertelt een verhaaltje

Dave Grohl leest in het Britse tv-programma CBeebies een verhaaltje voor. Alleen dat al vind ik leuk, maar hij doet het ook nog eens heel erg goed, je merkt dat hij ervaring heeft met kinderen: “I love this story because it was written by someone who plays the drums, just like me.” En die ‘someome’ is dan zijn ‘hero’ Ringo Starr. De kinderen die dit filmpje zien hebben geen idee wie Ringo Starr is en ook niet wie Dave Grohl is, lijkt me. Maar dat ze allebei drummen en dat je daarom vrienden bent, dat snappen kinderen dan weer wel.

Overigens is dat boek Octopus’s Garden gebaseerd op het gelijknamige liedje van Ringo Starr, het enige lied van zijn hand dat de Beatles ooit hebben opgenomen. CBeebies is een programma van de BBC voor kinderen in de voorschoolse periode, op de bijbehorende website staan niet alleen filmpjes en allerlei knutseltips maar er is ook een aparte afdeling voor ouders met opvoedtips.

Het enige minpuntje vind ik dat hij niet voorleest, of zelfs maar met een boek wappert. Hij vertelt hij het verhaaltje uit zijn hoofd bij de bewegende plaatjes. Maar goed, je kunt niet alles hebben. Vorige week verscheen een boek van Grohl, The Storyteller, en uit de toelichting daarbij klinkt een enorme lol door in verhalen vertellen en schrijven. Dus die liefde voor vertellen heeft hij wel. En nu ik het toch over Dave Grohl heb wijs ik jullie ook nog graag even op die ene keer dat hij demonstranten van de Westboro Baptist Church, die bij een concert van hem in Kansas stonden te demonstreren, toezong. Werd ik ook wel blij van.

Bibliothecarissen, laat je zien!

Wilma van Wezenbeek en ik werden voor de OCLC contactdag geinterviewd door Sander Schimmelpenninck. Na afloop spraken we af dat we daarover samen een blog zouden schrijven, bij deze. Ditzelfde verhaal publiceert Wilma (in het Engels) op haar eigen blog.

Het was leuk om te doen, ook voor ons was het verrassend wat het gesprek met Sander Schimmelpenninck zou opleveren. Bij onze kennismaking vooraf wilde hij dat we niet te veel “kruit zouden verschieten” omdat we dan tijdens ons gesprek/interview geen gespreksstof meer zouden hebben. Dus het was een redelijk spontaan gesprek, waarbij je dan achteraf nog wel eens denkt dat bepaalde dingen niet aan bod zijn gekomen, of niet helemaal goed belicht. Dat hoort er natuurlijk ook bij.

Voor mij, Wilma, was de kennismaking met Jeanine een fijne bijkomstigheid van het gesprek. Een bibliothecaris die net als ik (hoewel ik me altijd directeur noemde) wel houdt van een beetje lef tonen, en dingen doen of waarmaken (en er niet te veel over praten). Wat een mooie voorbeelden noemde Jeanine over haar bibliotheek, en het belang van de sector. Zeker nu we een beetje zijn bekomen van de periodes van lockdown, merken we hoe belangrijk het is om elkaar te ontmoeten, en de bibliotheek is daar een inspirerende plek voor.

Toen ik ons gesprek voorbereidde, dacht ik vooral na over wat ik uit de COVID-19 periode heb geleerd tijdens mijn directeurschap bij Student- en Onderwijszaken bij de VU, en wat daarvoor relevant zou kunnen zijn voor de (universiteits)bibliotheken. We zijn in het onderwijs versneld terechtgekomen in de discussie waar online onderwijs een toegevoegde waarde kan hebben, hoe we ons onderwijs flexibel kunnen inrichten (modulair, voor verschillende doelgroepen), en hoe open we willen of kunnen zijn. Termen als leven lang ontwikkelend activerend blended onderwijs en, zeker bij de VU community service learning en het mixed classroom concept staan stevig op de agenda. Een van de gedachtes die ik daarbij heb is dat als je uitgaat van een leven lang ontwikkelen, je iedereen in feite als een student, beschouwt, en niet alleen die periode telt die je (gemiddeld) tussen je 18de en 24ste doorbrengt als Bachelor- en/of Masterstudent aan een hoger onderwijsinstelling. Er komen (meer, ze zijn er ook al) kortere modules waar je je in een werkzaam leven voor kunt inschrijven, je kunt kiezen om vakken op verschillende instellingen te volgen, en daarbij worden ook de landsgrenzen overschreden. De openbare en universiteitsbibliotheken kunnen de communities van al deze lerende gezamenlijk ondersteunen, in het aanleren van algemene (digitale) vaardigheden, en het bieden van een plek om elkaar te inspireren, omdat dé campus minder gelinkt zal worden aan dé studie.

Voor mij (Jeanine) was de kennismaking met Wilma heel verrassend omdat je opeens in direct contact komt met iemand uit een heel ander deel van het brede spectrum dat bibliotheekwerk heet. En met iemand aan tafel zitten en verhalen delen is toch heel anders dan tweets voorbij zien komen van mensen die in academische bibliotheken werken. Alleen al het feit dat Wilma mij de aanzet tot dit blog via Sharepoint stuurde is daar een voorbeeld van. Want ik ken niet veel openbare bibliotheken die daar mee werken, voor mij is het althans de eerste keer.  

Wilma had voor dit gesprek / interview een aantal voorwerpen meegenomen, aan de hand waarvan zij haar verhaal rondom de thema’s die OCLC voor de contactdag had vastgesteld wilde vertellen. Daar was ik wel een beetje jaloers op, op die goede voorbereiding, want ik was vooral bang dat ik aan de slag zou moeten met beelden van boetes, strenge biebjuffen en andere persoonlijke associaties uit het verleden. Gelukkig werd het een heel open gesprek waarin Sander nieuwsgierig was en goed luisterde en waarin we onder andere terug keken op de afgelopen periode van aangepaste dienstverlening. Alhoewel die tijd op het eerste gezicht in de academische wereld heel anders verliep dan bij de openbare bibliotheken bleken er bij nader inzien toch veel overeenkomsten te zijn. We moesten allebei dicht, maar de dienstverlening van universiteitsbibliotheken is al voor een belangrijk deel digitaal dus dat vraagt ‘alleen maar’ een andere manier van organiseren. De openbare bibliotheek bestaat bij de gratie van het directe contact (met boek, personeel en andere bezoekers) dus voor ons was het veel meer een zoektocht. Dat resulteerde niet alleen in zaken als de afhaalbieb maar ook in nieuwe vormen van digitale dienstverlening aan bijvoorbeeld scholen en kinderdagverblijven. 

Eén van de pijlers van het thema van de contactdag is Versterken. We denken dat de andere pijlers hiermee onlosmakelijk verbonden zijn. Door onze kennis en die van anderen te delen, kunnen we zorgen voor verbinding. En als we dat op een innovatieve manier doen, versterken we onze positie. Sander vroeg of we niet meer voor onszelf moeten opkomen, of we ons niet te veel op de achtergrond stellen. Dat is natuurlijk niet een oproep aan ons Jeanine en Wilma, maar aan ons allemaal. Show our case!

Overigens is het interview hier terug te kijken.

De positie van cultuur in dit land

Begin deze week verscheen dit filmpje op social media. Het is reclame voor De Kleine Komedie in Amsterdam. Hele effectieve reclame want ik krijg er subiet zin van om naar het theater te gaan. Het is een pastiche op het liedje ‘Wat voor weer zou het zijn in Den Haag’ van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. De nieuwe tekst is van Arjen Lubach, Edo Schoonbeek en Diederik Smit. Een hele goede tekst vind ik maar het filmpje dat ze er bij gemaakt hebben vind ik bijna nog beter, daarom deel ik het hier graag.

Al die artiesten die zo dapper iets anders gaan doen om hun brood te verdienen maar het dan toch niet kunnen laten om weer terug naar het theater te gaan. Prachtig, die bevlogenheid. Vandaag las ik de column van Leon Verdonschot in de Nieuwe Revue en die sluit daar zo mooi bij aan dat ik jullie daar graag even allemaal op wijs. Die column kun je hier zelf lezen, doe dat vooral. Verdonschot schrijft elke week een open brief aan iemand uit de actualiteit. Dit keer schreef hij een brief aan Prins Bernhard, naar aanleiding van het verzoek aan Chef’ Special om op te treden tijdens de Formule I wedstrijden. Hij bedankt de Prins voor die actie want volgens hem vat die uitnodiging feilloos samen wat er allemaal niet deugt aan de positie van cultuur in dit land. “Chef’Special diende te spelen om de tijd tussen de races te doden. Want dat is cultuur: een pauzeact.

Minachting op minachting, jaar na jaar, tegenover een sector die de dupe is van zijn eigen beschaving en zelfredzaamheid: artiesten rijden nou eenmaal niet met een tractor het provinciehuis binnen, die gaan zelf maar weer op zoek naar andere mogelijke verdienmodellen.” Of die maken een geestig liedje met een humoristisch filmpje. Want daar zijn ze goed in. Net zoals boeren goed zijn in tractor rijden (nou ja, je snapte de vergelijking..). Alleen worden die boeren wel serieus genomen, zelfs als ze zich als kleine kinderen gedragen en worden de kunsten weggezet als een luxe. Of een pauzeact. Bah.

De voetballer die wil dat kinderen meer lezen

Ik weet echt niks van sport. Dat de Olympische Spelen zijn afgelopen weet ik alleen maar omdat ik dat op het nieuws gehoord heb. Maar toch zat ik een paar weken geleden te googelen wie Marcus Rashford was. Iedereen die al weet wat voor een ontzettend sympathieke jongen dat is en die ook al weet hoeveel goede dingen hij doet mag nu ophouden met lezen, maar ik wil dit verhaal graag delen omdat ik er zo vrolijk van word. Ik googelde hem vanwege deze tweet die met veel instemming werd geretweet door een Britse bibliothecaris.

Ik vroeg me af waarom die bibliothecaris hier zo blij van werd want dit is wat elke professionele leesbevorderaar zegt. Eén muisklik leerde me dat dit geen onderwijzer of bibliothecaris was maar een voetballer. En na dat gegoogel wist ik ook dat het niet zomaar een voetballer is. Behalve dat hij goed kan voetballen is hij ook heel sociaal bewogen. Vorig jaar begon hij een actie om kinderen uit arme gezinnen die tijdens de zomervakantie honger hadden omdat ze geen schoolmaaltijden meer kregen, van gratis maaltijden te voorzien. Die actie werd zo groot dat het regeringsbeleid uiteindelijk werd aangepast en Rashford er een koninklijke onderscheiding voor kreeg. Daar verwijst dat MBE achter zijn naam naar, hij is Member of The Most Excellent Order of the British Empire. Overigens werd dat regeringsbeleid na een paar maanden weer teruggedraaid waarop een aantal grote bedrijven besloten om het initiatief over te nemen.

Vorig najaar werd een nieuw initiatief bekend: Rashford wil het lezen bij kinderen in achterstandsgebieden gaan bevorderen. ‘I only started reading at 17, and it completely changed my outlook and mentality. We know there are approximately 400,000 children across the UK today who have never owned a book, children who are in vulnerable environments. That has to change.’ Om dat voor elkaar te krijgen heeft hij een deal gesloten met een grote uitgeverij voor een book club en gaat hij zelf boeken voor kinderen schrijven. Die book club ging in juni van start: er werd een boek geselecteerd dat niet alleen flink werd gepromoot maar waarvan ook 50.000 exemplaren gratis werden uitgedeeld via Magic Breakfast, een organisatie die gezonde schoolontbijten verzorgd.

Vlak voordat de leesclub begon verscheen het eerste boek van zijn eigen hand: You Are a Champion, een boek voor kinderen tussen 9 en 12 jaar over “how to be the best you can be”. Met verhalen uit zijn eigen leven wil hij kinderen inspireren en zelfvertrouwen geven: ‘you can’t be a champion until you’re happy being you!’ Het boek werd vrijwel onmiddelijk een bestseller. Het is hem gegund. Overigens begreep ik dat hij ook, net als zijn collega’s van dure horloges en prive-jets houdt. Want hij blijft een voetbalinternational, van 23 jaar. Met het hart op de goede plek.