Laaggeletterden en de strohalm, het vervolg
Het begint een beetje op een kettingbrief te lijken, of op Zwaan-kleef-aan, maar ik kan de uitdaging niet weerstaan om toch nog even te reageren op de blogs van Schrijverdezes en Jeroen over laaggeletterden en bibliotheken. Hoe zat het ook alweer? Schrijverdezes schreef twee weken geleden een stukje over het bibliotheekitem in het NCRV programma Altijd wat. Op dat stuk heb ik gereageerd op dit blog en naar aanleiding daarvan hebben zowel Schrijverdezes als Jeroen de Boer een nieuw stuk geschreven.
In grote lijnen zijn we het met elkaar eens. We vinden alledrie dat bibliotheekdirecteuren moeten ophouden met roepen dat bibliotheken zo belangrijk zijn bij het bestrijden van laaggeletterdheid als hun bibliotheek niks doet om laaggeletterdheid ook daadwerkelijk te bestrijden. In het vervolg daarop en in de nuances verschillen we van elkaar. Daarbij spelen de volgende argumenten een rol:
– “bibliotheken bestrijden helemaal geen laaggeletterdheid, dat doet het onderwijs”. Dat is ook zo, bibliothecarissen geven geen les dat doen docenten. Bibliotheken zijn wel een belangrijke steun in het proces. Bibliotheken leren kinderen ook niet lezen, dat leren ze op school. Bibliotheken kunnen er wel voor zorgen dat kinderen leeskilometers maken, onmisbaar bij het versterken van leesvaardigheden. Datzelfde geldt voor laaggeletterden: de meeste laaggeletterden kunnen best (een beetje) lezen, ze missen alleen de ervaring en de routine. Daar kan de bibliotheek bij helpen.
– “Makkelijk Lezen Pleinen benadrukken wat mensen niet kunnen, je moet focussen op wat ze wel kunnen”, dat is een staaltje Bruijnzeels-retoriek die de bodem onder het hele onderwijs uittrekt dus dat vind ik geen valide argument. De Makkelijk Lezen Pleinen en Lees & Schrijf pleinen hebben zichzelf overal al lang bewezen: kinderen en volwassenen hebben daar blijkbaar helemaal geen moeite mee, met een speciaal plankje.
– “Bibliotheken doen niks actiefs aan het bestrijden van laaggeletterdheid”. Nou, sommige bibliotheken doen er niks aan. Die directeuren moeten dus vooral ook ophouden met zeggen dat het zo belangrijk is. Maar kijk even naar bovenstaand filmpje van Taal voor het Leven, vanaf minuut 1.37. Is dit een bibliothecaresse? Nee. Hadden ze dit ook ergens kunnen organiseren? Waarschijnlijk wel, maar dat het in de bibliotheek plaats vindt zorgt wel degelijk voor meerwaarde. Al is het maar omdat het voor die cursisten makkelijker is om te zeggen dat ze naar de bibliotheek gaan dan dat ze naar het buurthuis gaan.
– En dat buurthuis brengt me bij een heel ander argument dat ik bij deze dan maar even aandraag: natuurlijk zijn er heleboel instanties/scholen/clubjes die veel beter geschikt zouden zijn om “iets” met laaggeletterden te doen. In een ideale wereld. Maar een heleboel van die clubs zijn inmiddels opgeheven, wegbezuinigd of gereorganiseerd en houden zich nu met andere dingen bezig. Inburgeraars zijn verplicht om Nederlands te leren maar ze moeten die opleiding sinds kort 100% zelf betalen. Voor die opleiding kunnen ze een lening afsluiten bij DUO, maar dat is wel heel ingewikkeld als je niet zo goed Nederlands spreekt. Omdat veel inburgeraars vanwege de financiën afhaken worden er wegens gebrek aan leerlingen overal scholen opgeheven en worden mensen weer afhankelijk van goedwillende buurvrouwen die aan de keukentafel les geven. Daarbij dankbaar gebruikmakend van: …… de bibliotheek. Ja, dat zou niet moeten mogen, dat zou veel beter geregeld moeten worden. Maar dat is wel de praktijk.
Dus ik blijf erbij dat de bibliotheek op dit moment een belangrijk rol KAN spelen bij het bestrijden van laaggeletterdheid in een gemeente. Ik zeg niet dat een bibliotheek daarbij onmisbaar is, andere partijen hebben daar waarschijnlijk een belangrijkere rol in. Een bibliotheek is wel onmisbaar als het gaat om het voorkomen van laaggeletterdheid: als het gaat om het opdoen van leeservaring en het bouwen aan een leestraditie bij kinderen. Dat alleen al lijkt me een ijzersterk argument in deze discussie. En ja, dat zouden scholen ook zelf kunnen doen met een goede schoolbibliotheek, maar dat doen ze niet, want zij gaan er van uit dat de bibliotheek daar voor is. Zij zijn er om les te geven.
Overigens ben ik het met Jeroen eens dat de uitdrukking “bestrijden van laaggeletterdheid” een hele lelijke is. Zeker na die vergelijking met ongedierte. Maar ik weet geen betere uitdrukking. En het feit dat het een lelijke uitdrukking is, is geen reden om het niet te doen. Want laaggeletterdheid is een groot probleem en niets doen is geen optie.
Helemaal met je eens Janine. Zoals je het beschrijft is ook de praktijk.
Pingback: Vervolg: Is bestrijding laaggeletterdheid de juiste overlevingsstrategie voor bibliotheken? | Rafelranden
Ik schreef mijn eerste stukje alleen maar omdat ik me erover verbaasde dat enkele voor de hand liggende vragen niet gesteld werden. Dat het zoveel (nou ja, eventjes) teweeg zou brengen had ik niet verwacht, maar ik vond het leerzaam. Al zijn het lessen waar ik persoonlijk niks ‘mee kan’. Ik laat de strijd verder graag over aan bibliotheekmensen. Ik hou al m’n hele lezende leven van de bibliotheek, maar het is zoals ik al schreef inmiddels het soort liefde geworden dat Edwin M. in zijn Feyenoord-blogpost beschreef: liefde tegen wil en dank.
p.s.
‘Vragen we eigenlijk wel eens aan laaggeletterden wat zij van ons willen? Of beperken we ons tot het maken van een Lees & Schrijf collectie en gaan we er van uit dat ze die collectie vanzelf wel zullen vinden? Misschien moeten we toch het gesprek eens aan gaan…’
Dat schreef je op 14-11-2012, WordPress wees me erop via ‘Related’. Nou is anderhalf jaar in de bibliotheekwereld natuurlijk niks, maar toch jammer dat het er blijkbaar niet van gekomen is, in elk geval niet overal.
Ha Schrijver,
Da’s een goeie! Die was ik alweer vergeten, dat stukje. Ja, wij vragen het aan laaggeletterden, in onze Computerwijs cursus. Die gaat helemaal uit van wat de cursist wil leren, en niet wat wij vinden dat ze zouden moeten leren.
Vragen wat “ze” willen van de bibliotheek is lastiger, want de tegenvraag is al snel: wat kan er allemaal? Maar het is goed om weer eens met mijn eigen woorden geconfronteerd te worden.
Dank je Annette!
‘want de tegenvraag is al snel: wat kan er allemaal?’ Daar heb je toch het antwoord wel op klaar? 😉
uiteraard! 😉