In het voorbijgaan
Voor me liep een man met een blond meisje van een jaar of zes. Hij stopte even en bukte om zijn veter vast te maken. Het jasje van zijn blauwe krijtstreeppak viel open zodat je de paarse voering zag. Toen hij weer opstond zei hij tegen het meisje: “die kans is wel aanwezig wel ja”.
Terwijl ze weer verder liepen vroeg de man: “vind je het soms een rare gedachte dat andere kindjes die kleren al een keer hebben aangehad?”.
Het meisje zei niks.
“Je moet maar denken: dat waren hele leuke kindjes, die die kleren aan hebben gehad. Dat moet je maar denken.”
Of het meisje daar wel op reageerde weet ik niet, want toen was ik ze voorbij gelopen. Tijdens het boodschappen doen heb ik me steeds afgevraagd wat voor gesprek dat nou was, waar ik een flard van opving. Om de hoek zitten twee zaken in tweedehands kleding. Kwamen ze daar vandaan? Wat is de relatie tussen die twee? En waarom praatte hij zo onhandig tegen dat meisje? Mijn fantasie slaat van dat soort fragmenten altijd snel op hol, ik verzin hele verhalen over een gescheiden vader met een nare ex of over een bankman die zijn baan kwijt is. Maar je weet niet hoe het zit.
Dat heb je, met zo’n gesprek in het voorbijgaan.