De klassieke bibliotheek
De discussies naar aanleiding van mijn post over Zwolle-zuid (op mijn eigen blog en op dat van Schrijverdezes) blijven door mijn hoofd spoken. Waar ligt de grens tussen bibliotheek en winkel? Hoever willen we gaan bij het overnemen van elementen uit de retail? De meningen daarover variëren van “zo min mogelijk want we zijn niet commercieel” tot “zo veel mogelijk want onze uitleencijfers moeten flink omhoog”. De aanhangers van de eerste mening verliezen snel terrein, die van de tweede nemen in rap tempo toe. Ik denk zelf dat de ideale situatie ergens in het midden ligt. Ik denk vooral dat je het per situatie moet bekijken.
Maar vanavond las ik het interview van Elsbeth Etty met Conny Palmen in het NRC van zaterdag (loop met die weekendkranten altijd wat achter) over haar laatste boek Het geluk van de eenzaamheid. Daarin pleit Palmen voor een duidelijker onderscheid tussen literatuur en niet-literatuur (wat wij op de bibliotheekschool lectuur noemden). Ik krijg niet de indruk dat ze iets tegen lectuur heeft, zolang het maar geen literatuur genoemd wordt.
Wat mij triggerde in dit stuk was de volgende opmerking van Elsbeth Etty: U eist van onderwijzers, leraren, wetenschappers, recensenten, professionele critici en politici dat zij aanwijzen wat literatuur is en wat niet. Alsof daar een objectieve standaard voor is. Het viel mij op dat bibliothecarissen in dit rijtje niet genoemd worden. Logisch, want wij oordelen niet, wij zijn neutraal en objectief en voor iedereen.
En toen viel het kwartje opeens. Volgens mij moeten we duidelijkere keuzes maken. Moeten we soms niet neutraal en objectief en laagdrempelig zijn. Meestal wel, maar niet altijd. Volgens mij moeten we het allebei doen, binnen hetzelfde werkgebied: kleine filiaaltjes die de mensen bieden wat ze hebben willen, het populaire spul, laagdrempelig, hit and run, retail. En daarnaast moet er een grote, literaire, moeilijke vestiging komen. Waar alleen het zware spul staat, waar kwalitatieve eisen gesteld worden aan de collectie en waar we streng zijn op de inhoud. Daar is geen Kluun, geen makkelijk lezen plein, misschien zelfs niet eens een jeugdafdeling. Ik weet nog niet of je er stil moet zijn maar het is er in elk geval niet populair of populistisch.
Zoiets gebeurt nu al wel in veel bibliotheken: de collecties van de filialen zijn veel minder zwaar dan die van de centrale, maar ik vind dat het veel drastischer moet. Veel duidelijkere keuzes maken: dus helemaal geen lectuur in het “moeilijke” deel en echt geen zwaardere kost in de filialen. De inrichting moet ook compleet anders zijn: de kleintjes kunnen veel winkelachtiger worden en de grote moet daaraan tegengesteld zijn: donker, veel hout, leren banken, hoge kasten (mag niet van de arbo, weet ik, maar ik ben nu aan het dromen). Op die manier profileer je jezelf veel duidelijker en daarmee bereik je een veel breder publiek.
Ik ga er nog even op kauwen, maar ik vind het tot nu een erg goed idee van mezelf.
En hoe zie je de informatiefunctie hier in collega?
Con,
Goeie vraag.
Ik denk dat je de informatiefunctie wel ongeveer langs dezelfde lijnen kan indelen: makkelijke vragen overal en moeilijke informatie alleen in het klassieke deel. Maar je hoort overal dat de informatiefunctie van de bibliotheek heel erg afneemt, of in elk geval dat er heel veel minder vragen gesteld worden, dus ik vraag me af hoe sterk je daar nog op moet inzetten. Ik denk dat je de informatiefunctie veel actiever kunt invullen door lezingen en cursussen te organiseren en door de digitale informatiefunctie te versterken. Dat eerste kun je weer heel duidelijk onderverdelen in hoog en laag (of hoe je het ook noemen wil) en dat tweede is niet plaats gebonden.
Zoiets? Als eerste gedachte?
Ik vond het destijds ook wel een goed idee van mezelf (en van de Finnen), dus ik verwijs er hier nog maar eens naar…
Zie hier. (‘hier’ is de link)
Leuk! Heb ik helemaal gemist, dat stuk.
Het is alleen wel iets anders dan ik bedoel. Van “mijn” bibliotheken zijn maar twee soorten: makkelijke en moeilijke, terwijl die Finnen zich specifiek op een bepaalde doelgroep richten. Is ook een heel leuk idee (misschien nog wel leuker) maar daar zit niet echt een niveauverschil in. Want een indeling in doelgroepen is iets anders dan een indeling in moeilijkheidsgraad.
Je hebt gelijk. Ik las het in de lunchpauze en dacht: volgens mij heb ik dat ook een keer gezegd. Ik vond het al mooi dat ik het kon terugvinden… Dus dat wordt nog lastig kiezen voor de commissie die zich ermee bezig gaat houden 😉
Jouw idee lijkt me moeilijker uitvoerbaar, want wie bepaalt wat literair is? Er is volgens mij een groot ‘grijs gebied’ tussen wel of niet literair, komt dat in beide bibliotheeksoorten? En het vereist een heel andere opleiding voor bibliotheekmensen.
Maar je komt misschien nog wel met een nadere uitwerking, als je wat verder op je idee gekauwd hebt. Die kunstbibliotheek in Finland was geloof ik wel zoiets als jouw literaire bibliotheek. Niet alléén boeken over kunst als ik me goed herinner.
Jouw idee is trouwens wel een beetje strijdig met de sandwichgedachte geloof ik.
Zulke ‘moeilijke elitaire’ bibliotheken bestaan volgens mij al lang. We noemen ze meestal wetenschappelijke bibliotheken. Ik denk dat de essentie van openbare bibliotheken juist is dat ze oppervlakkig zijn, in de zin dat ze een brede toegang geven tot de literatuur en het totaal van menselijke kennis. Openbare bibliotheken zijn geen collectiebewaarders, maar collectiegebruikers. Openbare bibliotheken zijn er niet voor de boeken, maar voor de gebruikers daarvan. Het gaat dus niet om moeilijk of makkelijk, maar wel om cultuurparticipatie en het bereiken van doelgroepen die niet spontaan aan het lezen of cultuur-participeren gaan. En om een situatie te voorkomen van massa’s aanbod en gebruikers die daar de weg niet in kunnen vinden (alles voor iedereen) vraagt dit per definitie een doelgroepgerichte benadering. Vandaar beland je al snel in de marketing, met product/markt combinaties, sandwich-formules, retailconcepten, en het vooral leuk en entertaining maken voor de klanten.
Ha Ria,
Die wetenschappelijke bibliotheken zijn in het algemeen niet zo toegankelijk als openbare bibliotheken. Meestal mag je als niet-medewerker best binnen, maar ze staan niet echt te springen om jan-en-alleman maar binnen te laten. Ze stralen in elk geval niet uit dat welkom bent.
En verder denk ik dat onze leesbevorderende taak er niet alleen uit bestaat om zoveel mogelijk mensen binnen te halen maar om gebruikers, als ze eenmaal binnen zijn, ook echt iets te bieden. En om dat ook actief te doen. Dus niet alleen maar alles in de kasten te zetten (al dan niet volgens een bepaalde formule) maar er ook dingen om heen te organiseren: niet alleen lezingen maar ook cursussen, spreekuren, leeskringen, praatclubjes, weet ik veel. In mijn moeilijke bibliotheek wordt heel nadrukkelijk aandacht besteed aan literatuur: wat wel en wat niet en waarom. Juist in het kader van cultuureducatie. Want ik denk dat we eens op moeten houden met alleen maar dat op onze hurken zitten, daarmee jagen we ook een grote doelgroep weg. Belangrijk, laaggeletterden en niet-cultuur-participanten stimuleren, maar ik vind dat we ons ook eens moeten richten op de wél-lezers en een beetje verdieping moeten aanbrengen binnen onze activiteiten. Dat is ook een vorm cultuurparticipatie.