Columns
Column geschreven voor de Middag van de bibliothecaris, in de Rotterdamse Schouwburg, op 29 oktober 2017.
Je bent een bibliothecaris als
“Echte” bibliothecarissen beginnen zeldzaam te worden. De klassieke bibliotheekopleiding is al een aantal jaren geleden opgeheven en de grote uitstroom van gediplomeerde bibliothecarissen van pensioengerechtigde leeftijd is begonnen. (ook in mijn eigen bibliotheek overigens)
Is dat erg? Daar kun je over discussiëren, dat heb ik de laatste jaren al vaak gedaan. Dat er nieuwe, jonge, mensen het vak binnenkomen juich ik alleen maar toe en dat er nieuwe expertise op het gebied van leesbevordering, educatie, laaggeletterdheid en communicatie binnenkomt ook. Maar het is niet ondenkbeeldig dat er straks geen enkele bibliothecaris meer over is een bibliotheek en dat lijkt me zeer onwenselijk.
Maar wanneer ben je dan een bibliothecaris? Moet je persé een diploma hebben van een bibliotheekopleiding die niet meer bestaat? Zo’n diploma helpt wel maar het is ook voor een groot deel een kwestie van ervaring en van mentaliteit. Volgens mij ben je een bibliothecaris als:
* Je in een boekwinkel zonder er bij na te denken een verkeerd geplaatst boek op de juiste plek in het alfabet terug zet.
* Of erger: in een vreemde bibliotheek zonder er bij na te denken in één zwaai boeken aanschuift. Want ja, die scheefgezakte boeken zijn toch een beetje zielig.
* Of nog erger: in de supermarkt of in een warenhuis dingen “goed” gaat zetten. (potje pindakaas bij de appelstroop, potlood tussen balpennen, dat kun je niet aanzien)
* Je, als je ergens bent onbewust altijd kijkt hoe de boekenkasten ingedeeld zijn. Niet alleen privé maar ook op kantoren en bij bedrijven. (Ik heb vrienden die hun boekenkasten op kleur sorteren, daar krijg ik elke keer weer een beetje buikpijn van. Al ziet het er schitterend uit.)
* Je op vakantie altijd minstens één buitenlandse bibliotheek wil bekijken. (Altijd handig als je reisgenoten ook bibliothecaris zijn, scheelt een hoop onderhandelen)
* Je op verjaardagen altijd moet uitleggen dat bibliotheken nog steeds bestaan, ondanks het feit dat alle gasten op die verjaardag hun boeken zelf kopen / alleen nog maar digitaal lezen. (Ja maar wij zijn er ook niet voor jullie. Want jullie kopen al boeken en jullie kunnen al digitaal lezen. Wij zijn er juist voor die anderen)
* Je op de meest onverwachte momenten gevraagd wordt of je nog een leuk boek weet. (Mijn huisarts. Nog voordat ik kon zeggen wat ik mankeerde: “ik ga binnenkort op vakantie. Weet je nog een leuk boek?”)
* Mensen het nodig vinden om zich te verontschuldigen dat ze niet genoeg lezen, omdat ze het zo druk hebben. (vind ik helemaal niet erg, dat jij niet veel leest. Als je je kind maar voorleest)
* Je niet begrijpt dat mensen niet doorhebben dat de files op de radio worden voorgelezen in numerieke volgorde (“De radio kan nu wel uit, er zijn blijkbaar geen files op de A2. Hij is al op de A10”)
* Eigenaren van een Little Free Library denken dat ze zich bij jou moeten verontschuldigen. Omdat ze denken dat ik hen als concurrent van de bibliotheek zie. (Nee natuurlijk niet. Want een Little free Library is geen bibliotheek maar een boekenkast die het lezen bevordert. Goed juist)
* Mensen denken dat lezen je hobby is / dat je alle boeken in de bibliotheek gelezen hebt. (Dat geldt voor sommige collega’s ja, dat lezen hun hobby is. Het is mijn vak om iets van die boeken af te weten, niet om ze allemaal te lezen.)
* Bezoekers denken dat je alles weet. Ook het wachtwoord voor hun mail of voor hun Digi-D.
Dat laatste is soms wel aandoenlijk. Pijnlijk, en aandoenlijk. En ingewikkeld om uit te leggen dat jij het echt niet weet en dat je er ook niks aan kan doen en dat de computer het ook niet weet. Maar het laat wel zien dat bibliothecarissen serieus genomen worden door hun klanten. Dus dat wat meer zelfbewustzijn helemaal zo gek niet is. En dat we best wat trotser mogen zijn op ons vak. Misschien is het tijd voor een Nederlandse versie van het T-shirt met de tekst “to save time let’s assume i know everything”. Dat lijkt me een mooie aanvulling voor de collectie bedrijfskleding van de retailformule.
*
Deze column is eerder verschenen in DURF! #4. Het origineel vind je hier.
Advies
Oh, jullie willen een pop-up bibliotheek gaan maken? Leuk! En of ik nog een goed advies heb? Tuurlijk! Vanuit mijn ervaring met de strandbibliotheken, de Karavaanbibliotheek en de airport library heb ik wel een paar tips.
Ten eerste: Kies! Maak een keuze, kies een onderwerp, een doelgroep, een kleur desnoods. Maak geen mini-bibliotheekje met zoveel mogelijk bibliotheekdingetjes. Dan krijg je namelijk geen pop-up bibliotheek maar een slap aftreksel van een gewone bibliotheek. En slappe aftreksels, daar houdt niemand van. Dan is je pop-up bibliotheek bij voorbaat mislukt. Dus maak een duidelijke keuze.
Ten tweede: Doe het anders. Doe dingen anders dan je ze “thuis” doet. Zet een ander soort medewerkers in je pop-up bibliotheek, of een ander soort collectie. Doe een ander shirtje aan, zet een gek hoedje op. Organiseer iets wat je normaal gesproken nooit zou organiseren. Maakt niet uit wat of hoe, als het maar anders is dan normaal.
Ten derde: Blijf herkenbaar als bibliotheek. OK, dat lijkt misschien in tegenspraak met het vorige punt, maar zorg er voor dat mensen snappen dat je iets met de bibliotheek te maken hebt. En dan bedoel ik niet dat je een paar vlaggen met het bibliotheeklogo moet ophangen, want dat snapt niemand. Zet een stapeltje boeken neer, al is het maar voor de show. Hang een groot bord met BIBLIOTHEEK op maar zorg dat mensen zien waar je van bent. Want “wat ontzettend leuk zeg. Maar waar zijn jullie eigenlijk van?” is niet wat je wil horen als je je stinkende best staat te doen.
Als laatste, en dit is de allerbelangrijkste tip die ik kan geven: maak lol! Zorg dat je er plezier in hebt. Grijp de kans om iets uit te proberen dat je altijd al eens wilde doen. Zie het als een zandbak: lekker spelen, lekker knoeien en maar zien wat er van komt. Hoe vaak krijg je die kans nou in een wereld die is dichtgetimmerd met projectplannen? Als het een succes wordt kun je er op voortborduren in je eigen bieb en als het mislukt heb je in elk geval lol gehad.
Veel plezier!
*
Deze column is eerder verschenen Bibliotheekblad nr. 11, november 2014
Betrouwbaar
De bibliotheek is betrouwbaar. De informatie die je in de bibliotheek vindt is te vertrouwen want we hebben een evenwichtige collectie, zorgvuldig samengesteld door vakmensen. Als je het in de bibliotheek kunt vinden is het waar of in elk geval verantwoord. Dat was jarenlang het mantra van openbare bibliotheken. De laatste jaren hoor je dat een stuk minder, want in deze tijd van “information overload” lijkt een claim op de waarheid nogal aanmatigend. Nogal onmogelijk ook, want waar moet je beginnen?
Maar betrouwbaar is de bibliotheek wel nog steeds. Althans in de ogen van de buitenwereld. Talloos zijn de verhalen over meisjes (niet alleen moslima’s) die na school direct naar huis moeten komen maar die wel naar de bibliotheek mogen. Want ouders vertrouwen er op dat er in de bibliotheek geen rare dingen gebeuren. Als je naar een lezing in de bibliotheek gaat weet je zeker dat je niet verplicht wordt om na afloop in te tekenen op een verzekering of een reisje en je hoeft er je niet schuldig te voelen als je geen boek koopt van de schrijver naar wie je de hele avond hebt zitten luisteren. We hebben geen commerciële bijbedoelingen en we nemen geen politieke stelling.
Ook de medewerkers van de bibliotheek zijn te vertrouwen: als wij zeggen dat het ene boek beter is dan het andere dan geloven mensen ons. Meestal. Maar niet alleen dat, jongeren laten ook hun meest dierbare bezit met een gerust hart bij ons achter. Nieuwe trend: sinds een paar maanden krijgen we in onze bibliotheek steeds vaker het verzoek van scholieren en studenten om op hun telefoon te passen. Als ze naar de bieb komen om te studeren zorgt een telefoon voor teveel afleiding, dus die willen ze kwijt. Heel verstandig. Wij hebben geen kluisjes waar mensen hun tas of telefoon kunnen achterlaten en blijkbaar ligt het dan voor de hand om bij de balie te vragen of ze hem daar mogen achterlaten. “Mevrouw, wilt u op mijn telefoon passen?” Terwijl er gestudeerd wordt of huiswerk wordt gemaakt ligt die telefoon dan in een laatje achter de balie. Wel zo rustig.
Het zijn natuurlijk twee verschillende soorten van vertrouwen, het ene is vertrouwen in de vakkennis van de medewerkers: als je in een bibliotheek werkt zul je wel verstand van boeken hebben. Het andere is vertrouwen in het instituut: in de bibliotheek zullen ze niet met mijn telefoon aan de haal gaan. Het bevestigt allebei het beeld van de betrouwbare bibliotheek. En ja, ja, betrouwbaar en saai liggen dicht bij elkaar. Maar volgens mij is daar in deze onzekere tijd juist behoefte aan: aan zekerheid en betrouwbaarheid.
*
Deze tekst is eerder verschenen als column in Bibliotheekblad nr. 8, augustus 2014
Een trotse bibliothecaris
“Ja, maar ik ben geen bibliothecaris!” Alsof het een belediging is, zo fel reageren mensen soms als je ze bibliothecaris noemt. In een discussie over het vak uiteraard. Ik begrijp dat nooit zo. Je er op laten voorstaan dat je geen bibliothecaris bent terwijl je het werk van een bibliothecaris doet? Je roeren in een vakinhoudelijke discussie of je bewegen op een platform voor bibliothecarissen maar geen bibliothecaris genoemd willen worden? “Wat doe je hier dan!” heb ik wel eens terug willen schreeuwen. Waarom werk je in een bibliotheek als je dat blijkbaar zo’n vervelende plek vindt? Waarom werk je in deze branche als je je niet wil verdiepen in het vak, of erger nog: als je er op neerkijkt? OK, ik begrijp dat je geen bibliotheekopleiding hebt gehad. Wie wel? De groep mensen die ooit nog eens op een bibliotheekschool heeft gezeten wordt alsmaar kleiner in Nederland. Je werkt in een bibliotheek en je houdt je met bibliotheekzaken bezig. Dan noem ik je een bibliothecaris. Doe ik niet moeilijk over. Ik ben de certificeringscommissie niet. Waarom verzet je je daar zo tegen?
Waarom wil je geen bibliothecaris genoemd worden? Die uitspraak zou ik nog snappen als die werd gedaan in de zin van “ja sorry, dat weet ik niet, ik ben geen bibliothecaris”. Zich ver excuserend voor de lacune in de kennis. Maar zo gaat dat zelden, meestal maakt iemand een opmerking en zodra daar een argument tegenin gebracht wordt waarin de term bibliothecaris valt wordt dat laatste hevig ontkend. Omdat het blijkbaar iets negatiefs is: een bibliothecaris, jakkie bah!
Hoezo toch? Ooit heb je besloten om te solliciteren bij een bibliotheek, toen leek het vast een goed idee. Waar is het dan mis gegaan? Valt het werk tegen? Zijn je collega’s niet aardig? Wordt je er door je vrienden mee gepest dat je in een bibliotheek werkt? En wat denk je eigenlijk met zo’n opmerking te bereiken? Sterker nog: hoe denk je dat wij dat vinden? Dat jij ons blijkbaar zo vreselijk vindt dat je er niet bij wil horen?
Bibliothecarissen zijn van oudsher nogal introvert maar gelukkig kruipen er steeds meer collega’s uit hun schulp. Die zijn niet alleen trots hun vak en op wat ze kunnen maar die komen daar ook steeds vaker luidkeels voor uit. Zoals in projecten als de Superbibliothecaris. Dat is niet alleen mooie reclame voor de bibliotheek, maar dat is misschien ook wel de beste remedie tegen de grootsprekers die geen bibliothecaris genoemd willen worden.
*
Deze tekst is geschreven als column voor Bibliotheekblad en verschenen in nr 5, mei 2014
Arrogant
Waarom bekruipt mij toch zo vaak het gevoel dat medewerkers van landelijke en provinciale organisaties hun klanten minachten? Waarom lijkt het alsof ze eigenlijk liever andere klanten zouden willen hebben? Niet allemaal, haast ik mij te zeggen, maar bij sommige mensen is de meewarige ondertoon onmiskenbaar. En die arrogantie gaat me steeds meer irriteren.
“Je moet eens wat meer vertrouwen in ons hebben” werd een collega van mij ooit toegevoegd toen ze niet akkoord was met een projectvoorstel dat haar werd voorgeschoteld. Nee, jíj moet eens beter naar ons luisteren. Of met betere argumenten komen om ons te overtuigen van je voorstel. Als mensen uit de praktijk in de aanloopfase van een groot landelijk project opmerken dat een planning niet erg realistisch is hoef je je daar natuurlijk niks van aan te trekken. Maar als dan achteraf blijkt dat de planning inderdaad niet klopt zou het je sieren als je dat ook toegeeft. In plaats van te zuchten dat bibliothecarissen altijd wat te klagen hebben of iets mompelen over “overvallen worden door de grote belangstelling”.
Als je vindt dat de bibliotheken, in casu je eigen klanten, niet goed/te dom/te bekrompen zijn kun je ze natuurlijk negeren en gewoon je eigen zin doordrijven. Maar je zou je klanten ook serieus kunnen nemen en je kunnen verdiepen in waarom ze niet willen. Ga eens op hun stoel zitten, en dan echt. Beperk je niet tot een rondleiding maar draai eens een dagje mee in de praktijk van alledag. Dat hoeft niet in de uitlening te zijn, een gemiddelde directeur kampt ook met problemen die jij je blijkbaar niet voor kunt stellen. Leer om te beginnen eens het jargon.
Die schampere, bijna minachtende, toon die soms wordt aangeslagen als er over bibliotheekmedewerkers gepraat wordt tref je bij geen andere beroepsgroep aan. Ik kan me althans niet voorstellen dat ze bij Albert Heijn zo over hun winkelmanagers praten. Of bij de VNG over gemeenteambtenaren. Waarom dan wel zo aanmatigend als het over bibliotheken gaat? Wat is dat voor iets raars? Waarom kleinerende opmerkingen maken over je eigen doelgroep? Het lijkt alsof sommige mensen dat vergeten: dat zij er zijn om bibliotheken te ondersteunen, niet om ze de wet voor te schrijven. Dat de prioriteit hoort te liggen bij het lokale niveau en niet ergens daarboven. Want op lokaal niveau ligt de verantwoordelijkheid en zit het geld. Daar zou je met respect mee moeten omgaan. Niet met minachting.
*
Deze tekst is geschreven als column voor Bibliotheekblad en verschenen in nr 2, februari 2014
Prachtig vak
“Ok, dan ga je vanaf nu dus alleen nog maar positieve dingen schrijven op dat blog van je” zei een goede vriendin van me, toen ze hoorde dat ik genomineerd was voor de titel van Beste bibliothecaris van het jaar. “Want jou kennende zul je daar wel kritisch zijn en daar houden mensen niet van. Dus als je die verkiezing wil winnen stop je daar nu onmiddellijk mee.” Die vriendin is een van de betere communicatieadviseurs van ons land dus hield ik me de weken daarna maar een beetje op de vlakte bij het schrijven. Totdat een andere vriendin opmerkte dat ze m’n blog zo mat vond de laatste tijd. Dat leek me een teken om maar weer normaal te gaan doen.
Eigenlijk zag ik het probleem niet zo, ik vind mezelf niet zo kritisch. Ik heb alleen een uitgesproken mening over mijn eigen vak. Helemaal niet zo’n bijzondere mening volgens mij.
Ik vind dat openbare bibliotheken moeten doen waar ze ooit voor zijn opgericht: het helpen van mensen zichzelf te helpen. Door het beschikbaar stellen van informatie en literatuur en door te zorgen dat mensen daar gebruik van kunnen maken. En dan wil ik best discussiëren over wat we precies verstaan onder informatie of over de definitie van beschikbaar stellen of over hoe ver je moet gaan bij het helpen van mensen. Maar het helpen van mensen is het belangrijkste, daar gaat bibliotheekwerk over. Niet over rekenschema’s, product marktcombinaties, retail, e-books, digitalisering of marketingcampagnes. Allemaal zeker niet onbelangrijk, maar wel ondersteunend aan het doel van de bibliotheek. En op dat doel moet al onze energie gericht zijn. Daar heb je bevlogen mensen voor nodig, mensen die vinden dat bibliotheken er toe doen en die daar een bijdrage aan willen leveren. Geen mensen die rust zoeken en routinematig hun uurtjes draaien maar ook geen mensen die het werken voor een bibliotheek als een leuk opstapje op hun cv zien. En zeker geen mensen die vinden dat zij de aangewezen persoon zijn om die achterlijke bibliotheken de 21e eeuw in te sleuren en dat met veel aplomb verkondigen.
Mensen die in een openbare bibliotheek werken zijn vaak erg bescheiden. Niks mis mee, maar je kunt ook te bescheiden zijn. Iets meer zelfverzekerdheid en beroepstrots zou af en toe geen kwaad kunnen. Want we hebben een prachtig vak: we helpen mensen zichzelf te helpen.