Tenaanval

Tenaanval

Over bibliothecarissen, bibliotheken, leesbevordering en soms over kunst

De bieb op Solar

De aftermovie

Solar is het grootste en bekendste festival van Roermond. Het vindt elk jaar plaats in het eerste weekend van augustus, aan de Maasplassen. Als je een beetje doorstapt op loopafstand van de bibliotheek. Daarom vind ik het geweldig dat we dit jaar voor het eerst hebben meegedaan aan het Solar Weekend. En daarom deel ik deze aftermovie graag. Dit is een impressie van de eerste dag, de zaterdag. Toen mochten we de mainstage openen met schrijvers Dean Bowen en Alma Mathijsen. Dat was die ene dag in de week dat het redelijk weer was.

De tweede dag, de zondag, regende het de hele dag. De enige variatie zat hem in de hoeveelheid regen: soms een klein beetje en soms enorme stortbuien. Dus dat was geen goede dag om het op een festival over lezen te hebben en al helemaal niet om met een boekje lekker te relaxen op het water. Want dat was de bedoeling van het ‘Boekenbal’ dat we hadden georganiseerd. Daar zie je in dit filmpje een fragment van: je kon in zo’n gigantische plastic bal het water op. Maar op zondag werden die ballen terug het strand op geblazen, dus daar zijn we maar snel mee gestopt.

Ik ben heel trots dat het de collega’s (na verschillende pogingen) gelukt is om op Solar te staan. De officiële evaluatie moet nog plaatsvinden maar het eerste punt voor de evaluatie hebben we al: het hoofdpodium is echt héél erg groot. Dus als er een volgende keer komt wordt de plek in het programma zeker een gespreksonderwerp. Op onze website zijn ook nog wat foto’s te vinden.

Van de Dolly Parton fanclub

Vanwege de enthousiaste reacties op bovenstaande tweet kwam ik er achter dat nog heel veel mensen niet weten wat voor een geweldig mens Dolly Parton is. En hoe fantastisch zij zich inzet voor leesbevordering bij jonge kinderen. Daarom leg ik dat hier graag nog een keertje uit. (iedereen die dat wel al weet moet maar iets voor zichzelf gaan doen, want dan lees je hier niks nieuws)

Van Dolly Parton als zangeres of als artiest kun je van alles vinden: van haar muziek kun je houden of niet en je hoeft haar smaak in kleding niet te delen. Maar ze is behalve artiest ook een hele goede zakenvrouw. Ik schreef al eerder over haar aanvaring met de manager van Elvis Presley. Met haar eigen opnames verdient ze heel aardig (to put it mildly) maar ze is, denk ik, echt binnengelopen omdat Whitney Houston haar I will allways love you heeft opgenomen (wat ik persoonlijk een draak van een opname vind, maar dat doet er nu even niet toe).

Sinds 1986 heeft ze haar eigen themapark Dollywood en nee dat is geen Dolly-Parton-ophemelmuseum maar een atractiepark in Tennessee dat naast de nodige typische atractiepark atracties ook demonstraties van oude ambachten en de geschiedenis van de (nabijgelegen) Smokey Mountains belicht. Het park is een van de grootste toeristische attracties in Tennessee. Een paar jaar later richtte ze de Dollywood Foundation op met als een van de doelen ’to improve the quality of life of children and others in need’. De foundation begon met het geven van beurzen aan scholieren uit haar eigen regio (Sevier County, Tennessee) zodat die konden gaan studeren. In 1995 werd van daaruit de Imagination Library opgericht, die het lezen wilde stimuleren door kinderen in de regio elke maand een boek cadeau te doen. Dat programma werd zo’n succes dat ze in 2000 besloot om er landelijk mee te gaan. Inmiddels strekt het zich uit tot in Canada, Australië, de Verenigde Staten en Ierland en versturen ze 2 miljoen boeken per maand. Iedereen kan zijn kind aanmelden (onafhankelijk van je inkomen) en elk kind krijgt dan totdat het vijf jaar wordt elke maand een boek toegestuurd. Dat je mag houden. Voor wie wil weten hoe dat logistiek precies werkt hebben ze een mooi filmpje gemaakt.

Die tweet hierboven is de herkauwing van een oude tweet want inmiddels heeft de Imagination Library al 213 miljoen boeken uitgedeeld. Ik vind het echt fantastisch, vooral ook omdat het nut van goed kunnen lezen zo diep zit in alles wat ze hier doen.
Dolly kan dat uiteraard veel beter zeggen dan ik. “When I was growing up in the hills of East Tennessee, I knew my dreams would come true. I know there are children in your community with their own dreams. They dream of becoming a doctor or an inventor or a minister. Who knows, maybe there is a little girl whose dream is to be a writer and singer. The seeds of these dreams are often found in books and the seeds you help plant in your community can grow across the world.”

En kijk ook nog even naar dit filmpje, waarin Dolly zelf uitlegt hoe het zit. Ja echt, kijk maar even. Ook als je Dolly stom vindt, het duurt maar anderhalve minuut.

Wat zei ik? Prachtig toch?

Een treurig jubileum

Op 25 juni 1953 brachten de American Library Association en de Association of American Publishers gezamenlijk een statement uit over het verbieden van boeken. De eerste zin van dat statement is The freedom to read is essential to our democracy. It is continuously under attack. Vandaag is dat precies 70 jaar geleden en zagen de ALA en de AAP zich genoodzaakt om dat statement nogmaals onder de aandacht brengen. Want die vrijheid om te lezen komt in de Verenigde Staten alweer steeds meer onder druk te staan.

Het is een onderdeel van de campagne Unite Against Book Bans waarin bibliotheekorganisaties, uitgevers, schrijvers, journalisten en onderwijsorganisaties het publiek oproepen om zich uit te spreken tegen het verbieden van boeken. Inclusief handige toolkit waarin niet alleen wordt uitgelegd wat je allemaal kunt doen en wie je zou kunnen aanschrijven maar uiteraard is er ook merchandise.

Akelig. En onvoorstelbaar. En ik hoop dat we hier nooit zo’n campagne nodig zullen hebben.

WIJ JULIANA : over de bibliotheekwet

Bij het leegmaken van een kast op mijn kamer vond ik onder een stapel oude jaarrekeningen iets dat me deed denken aan een schoolkrant van vroeger: een bundeling van wat leek op getypte blaadjes. Het eerste dat ik las was WIJ JULIANA en daarna zag ik pas dat er boven stond BESLUIT COLLECTIE OPENBARE BIBLIOTHEKEN. In het pakketje zat niet alleen een besluit Collectie maar ook nog de besluiten Huisvesting, Openingstermijnen, Personeelsformatie en Rechtspositie Personeel Openbare bibliotheken, allen inclusief een Nota van Toelichting.

Bibliotheekwet 1974/75

Er staat geen duidelijk jaartal in dit stuk maar na enig gepuzzel denk ik dat dit de teksten zijn van de Besluiten die zijn vastgesteld naar aanleiding van de Bibliotheekwet, die in 1974 werd vastgesteld en inging per 1 juli 1975. Deze besluiten werden vastgesteld in 1976 en 1977. Een heel toepasselijke vondst nu er weer een nieuwe bibliotheekwet aan zit te komen. We hebben nog geen idee hoe die nieuwe wet er uit gaat zien, maar dat het voor een impuls gaat zorgen is zeker. Deze wet uit de zeventiger jaren zorgde voor een enorme groei van openbare bibliotheken in het land, zo’n beetje de basis van hoe het bibliotheeklandschap er nu ongeveer uit ziet. Deze besluiten die ik vond zijn vooral heel praktisch en wellicht ook nog interessant voor diegenen die op dit moment bezig zijn met een SPUK aanvraag want in 1976 werd heel precies beschreven hoe een bibliotheek er uit hoorde te zien.

Zo somt het besluit Collecties in artikel 2 op hoe groot een collectie dient te zijn. Ze noemen dat het normbezit en dat is afhankelijk van het aantal inwoners van het werkgebied. Het is een enorme lijst:

Inwonertal werkgebied tot 1.000 inwoners = 6.000 banden

vanaf 1.000 inwoners = 8.000 banden

2.000 inwoners = 10.000 banden

3.000 inwoners = 12.000 banden

4.000 inwoners = 14.000 banden

5.000 inwoners = 15.500 banden

etc. etc.

tot aan

1.000.000 inwoners = 550.00 banden.

Meer dan 1.000.000 inwoners = 550.000 + 25.000 per 100.000 inwoners boven de 1.000.000. (Ze dachten duidelijk vooruit toen.)

Exacte cijfers

Niet alleen over de collectie zijn de besluiten zo dwingend maar ook over het gebouw. Het Besluit Huisvesting beschrijft niet alleen welke ruimtes een bibliotheek moet hebben maar ook hoe groot die moeten zijn: een ‘gecombineerd administratief uitleencentrum voor volwassenen en jeugd’ (oftewel een balie) moet in een werkgebied van 5.000 tot 10.000 inwoners 40 m2 zijn. ‘De uitleenruimte heeft ten minste een oppervlakte van 15 m2 per 1.000 daar geplaatste banden waaronder begrepen de daarvan uitgeleende banden.’

Fascinerend om te lezen. Vooral ook om te lezen over de inspecteur die goedkeuring dient te geven aan plannen die afwijken. (Een bibliotheekinspecteur! Daar zou ik graag meer over weten) In de Nota van toelichting wordt overigens ook opgemerkt dat een bibliotheek die ‘in één complex is ondergebracht met verwante werksoorten’ ten zeerste wordt aanbevolen. Ook over openingstijden zijn ze ondubbelzinnig: een hoofdbibliotheek in een werkgebied tot 75.000 inwoners dient 48 uur per week open te zijn, een filiaal in een werkgebied tot 5.000 inwoners 16 uur en een jeugdfiliaal in een werkgebied tot 5.000 inwoners 14 uur. In het Besluit personeelsformatie staat dat ‘Per telkens 2.000 inwoners van het verzorgingsgebied wordt één formatieplaats toegekend.’ En ook dat van het totaal aantal formatieplaatsen ten minste 45% en ten hoogste 55% wordt besteed aan bibliotheektechnisch personeel.

Normering

Naar aanleiding van deze besluiten werden in 1978 door verschillende werkgroepen binnen het NBLC (de voorganger van de VOB) commissies ingesteld die aan de slag gingen met het vertalen van deze normen naar een praktische uitvoering. Dit leidde in 1981 tot Richtlijnen voor de normering van het openbare bibliotheekwerk, het zogenaamde paarse boekje. Ik vond het boekje nog achter in mijn eigen boekenkast, want dat heb ik blijkbaar moeten aanschaffen toen ik aan de bibliotheekopleiding begon. Dat boekje is samengesteld door de Kommissie Koördinatie normering en die schrijft over kollekties en kollektienormen… In het boek wordt door de verschillende werkgroepen heel praktisch uitgelegd hoe de normen toegepast moeten worden en wat dat in de praktijk betekent. Van hoe groot een wisselkollektie moet zijn in een instelling, hoeveel uur je nodig hebt om patiënten in een ziekenhuis te bezoeken (maximaal 25 bedden per uur) , wat er in een kollektie bladmuziek hoort te zitten en hoeveel tijdschriften je als bibliotheek moet hebben tot hoeveel banden er passen op een plank, hoe diep een prentenboekenbak is en hoe het met afschrijftermijnen zit.

Vakkennis

Gezien de aantekeningen in het boek heb ik er echt les uit gehad en ik weet dat we een vak ‘Bouw en Inrichting’ haden maar van de lessen zelf herinner ik me eerlijk gezegd niks meer. Blijkbaar is er wel van alles blijven hangen want de principes en de uitgangspunten van wat een collectie is en hoe een bibliotheekgebouw werkt zitten ergens diep in mijn systeem verankerd. Dat soort kennis is in rap tempo aan het verdwijnen uit de branche (en dan bedoel ik niet die cijfers maar de algehele principes) dus misschien is het opzetten van een cursus bibliotheekinrichting nog niet slecht idee. Want het lijkt me toch wel handig om bij het maken van nieuwe vestigingen niet helemaal afhankelijk te zijn van een leverancier of een bibliotheekinrichter, waar ze alles weten over kasten en bakken maar weer niks over collecties waar ze bij de NBD dan weer wel verstand van hebben.

Nieuwe wet

De wet uit 1974 werd in de jaren ’80 alweer ingetrokken, wat de deur openzette voor de afbraak van het bibliotheekwerk in de jaren daarna. Gelukkig komt er nu dus weer een nieuwe wet aan. Die moet nog gemaakt worden maar gezien de voorwaarden die aan de huidige SPUK regeling gesteld worden hebben ze op het Ministerie wel gedachten over hoe goed bibliotheekwerk er uit ziet: een bibliotheek is een gebouw, een beetje in de buurt, met ruime openingstijden, professioneel personeel en veel activiteiten. Ik verwacht niet dat er ook dit soort lijsten met cijfers en concrete voorschriften in zullen staan, al zou dat voor sommige bibliotheken misschien nog helemaal niet zo gek zijn.

Die cijfers zouden dan wel moeten worden aangepast naar de huidige tijd, want los van dat geen enkele bibliotheek meer een ‘administratief uitleencentrum’ heeft zijn ook de collectiecijfers tegenwoordig heel anders. Om het even op onze eigen bibliotheek te betrekken: ons werkgebied is 80.000 inwoners en volgens de normen uit 1976 zou onze collectie dan 120.000 banden moeten hebben. We hebben op dit moment ongeveer 80.000 banden en we horen daarmee in het land bij de bibliotheken met een grote collectie. Dus maak het sommetje zelf maar.

*Correctie 5 juni ’23: in een eerdere versie van dit stuk stond dat de bibliotheekwet uit 1976 dateerde. De wet zelf werd al eerder aangenomen dus dat is gecorrigeerd.

Een lofzang op de bibliotheek

Mark Deckers schreef een paar weken geleden al over Geheugen, geschiedenis, beschaving van Mira Feticu. Mark zou Mark niet zijn als hij niet na een eerste stuk waarin hij inhoudelijk op het boekje ingaat nog een tweede stuk zou schrijven, met veel schema’s en cijfers waarin hij pleit voor ratio in het collectiebeleid. Ironisch genoeg precies dát waar Feticu zich in haar boek tegen afzet.

Inmiddels heb ik het boekje gelezen en ook ik heb er een dubbel gevoel bij. Maar anders dan Mark. Ik schrijf al meer dan 15 jaar op dit blog dat bibliothecarissen meer voor zichzelf en voor hun vak moeten opkomen dus ja, ik ben heel blij dat iemand een lofzang op de bibliothecaris schrijft. Maar ik ben ook al een flink aantal jaren manager en directeur en die komen er bij Feticu nogal bekaaid van af. Dus ik voel me ook een beetje persoonlijk aangesproken en ik merk de behoefte bij mezelf om het op te gaan nemen voor die managers.

Dat ga ik niet doen, althans niet voor die Haagse managers en directeuren want Feticu beschrijft de situatie zoals zij die ervaren heeft en dat is háár ervaring, daar kan ik niks aan afdoen. Ik heb wel het gevoel dat ik mijn eigen vak moet verdedigen tegen het ideaalbeeld dat zij heeft van wat een bibliothecaris zou moeten doen. Voor wie Marks verhaal, of de verschillende recensies die tot nu toe verschenen zijn nog niet gelezen heeft: Mira Feticu is een Roemeense schrijfster die, toen ze net in Nederland was, een taalstage ging lopen in de openbare bibliotheek van Den Haag en daar uiteindelijk tien jaar heeft gewerkt. In dit boekje (niet denigrerend bedoelt want het is een klein, mooi boekje) beschijft ze haar ervaringen met werken in de bibliotheek, afgewisseld met verhalen over bibliotheken en bibliothecarissen uit haar jeugd en uit de wereldgeschiedenis.

Feticu houdt van boeken. Ze houdt héél veel van boeken: “Ik heb moeite me mensen voor te stellen wier leven niet met boeken begint en eindigt” schrijft ze. Een bibliotheek is een plek met heel veel boeken die daar voor altijd blijven dus moet de bibliotheek wel de hemel op aarde zijn. En dat istie natuurlijk niet. Want elke eerstejaars student aan de bibliotheekacademie (die niet meer bestaat) leert dat een openbare bibliotheek geen bewaarfunctie heeft. Kun je stom vinden, maar dat is nou eenmaal zo. En dat weet de schrijfster na al die jaren in de bibliotheek eigenlijk ook wel, ze vindt alleen dat het anders zou moeten zijn. Daar komt ze een aantal keren op terug, op haar ideaalbeeld. Volgens haar is een bibliotheek “een ruimte van perfectie”.

Om toch nog even terug te komen op die managers: blijkbaar heeft Feticu niet door dat de situatie in Den Haag tamelijk uitzonderlijk is want dat is een gemeentebibliotheek. Het is een afdeling van de gemeente, vandaar die ambtelijke bemoeienis. Dat is bijna nergens anders in Nederland zo, de meeste bibliotheken zijn zelfstandige stichtingen. Wellicht is dat ook de reden dat de Haagse bibliotheek op wel meer vlakken dingen anders doet dan andere bibliotheken in ons land. Misschien ben ik trouwens ook wel gewoon een beetje beledigd omdat ze zich aan het einde van het boek afvraagt waarom er geen leesloketten zijn op stations, waarom we de berg niet naar Mohammed brengen. Heeft ze dan nog nooit gehoord van de Stationsbibliotheek (in verschillende vormen), van de bibliotheek op Schiphol of van de Strandbibliotheken? Daar heeft de bibliotheek Den Haag er nota bene twéé van gehad.

Ik stop met zeuren. Geheugen, geschiedenis, beschaving is een heel mooi boekje waarin een liefdevol beeld wordt geschetst van het uiterst diverse publiek dat in de bibliotheek komt: van daklozen en non-lezers tot arrogante vrouwen en krijsende of poepende kinderen, van consumentengidslezers tot obsessieve lezers. Het beschrijft ook heel mooi hoe bibliothecarissen veel meer doen dan alleen maar boeken opruimen: dat ze films uitzoeken voor de man in de rolstoel die elke week twintig films komt lenen, plaatjes van villa’s met zwembad uitprinten voor Dieter omdat hij dat vraagt en mensen helpen met hun DigiD die het gemeentehuis heeft doorgestuurd. Dat bibliothecarissen tranen afvegen, hulp bieden en een vriendelijk woord voor iedereen hebben.

“Dwing het personeel niet om de zoveelste cursus omgaan met klanten te volgen. Het personeel van de bibliotheek is allang ontzettend aardig voor de klanten. Geeft het liever een cursus omgaan met het boek en het beheren van een collectie.” Het zal Feticu plezier doen om te horen dat er tegenwoordig weer een cursus collectioneren georganiseerd wordt in de branche en dat die overtekend is. En dat de Rijksoverheid weer volop wil gaan investeren in bibliotheken. Met andere woorden: er breken betere tijden aan voor de bibliotheek. En dat werd hoog tijd.

Roodkapje van Roald Dahl voorlezen

Roodkapje door Quentin Blake, voor de Gruwelijke Rijmen van Roald Dahl, 1982

Tijdens alle opwinding in de afgelopen weken over de aanpassingen die de Britse uitgever heeft aangebracht in de nieuwe edities van de boeken van Roald Dahl moest ik steeds weer denken al die honderden keren dat ik zijn versie van Roodkapje heb voorgelezen. En aan hoeveel lol we daarbij hadden. Ik weet niet meer precies in welk jaar dat was (het is meer dan twintig jaar geleden dat ik voor het laatst een klassenbezoek gedaan heb) maar een van de jaarlijks wisselende programma’s die we in onze bibliotheek deden had als thema sprookjes. Waarschijnlijk was het samengesteld door Karen Bertrams van ProBiblio. Geen idee meer wat het programma precies inhield maar als afsluiting las ik dus het verhaal Roodkapje en de wolf voor uit de Gruwelijke rijmen van Roald Dahl. Voor wie de Gruwelijke rijmen niet kent: daarin heeft Dahl een aantal bekende sprookjes op rijm herverteld. Maar dan wel op zijn Dahls, dus met een ander einde dan het origineel. Je kunt hier de originele versie van zijn Roodkapje vinden en ook beluisteren, voorgelezen door de schrijver zelf. In de introductie vertelt hij dat hij de “little rhymes” als een soort grap had geschreven en dat hij verbaasd was over het succes er van.

Dat voorlezen verliep bijna altijd op ongeveer dezelfde manier. Het was de afsluiting van het bezoek waarbij de kinderen (groep 5/6) dus weer even stil moesten zitten nadat ze net ruim een half uur actief waren geweest (de meeste dan). Daar had niet altijd iedereen even veel zin in en als de biebjuf dan ook nog zei dat ze ging voorlezen daalde het humeur vaak snel. Alhoewel ik aankondigde dat het een andere versie van het sprookje was dan ze kenden geloofden ze dat maar half. Maar al snel merkten ze dat het echt anders was, alleen al vanwege het rijm. En dan las ik nog eens van die gekke woorden als ‘schriel scharminkel’ voor. Het hoogtepunt van het verhaal was altijd dit:

”t Kind lacht en trekt in een wipje

een revolver uit haar slipje.’

(‘Ze richt hem op het grote beest en beng, beng…. die is er geweest’) Hilariteit alom, vooral bij alle jongens in de groep. Het verhaal eindigt ermee dat Roodkapje haar rode kapje inwisselt voor een mantel van wolvenvel, zoals op de illustratie van Quentin Blake te zien is.

Pas toen ik er de laatste weken weer aan terugdacht realiseerde ik mij dat het geweldige ook zit in de fantastische vertaling van Huberte Vriesendorp. Even dacht ik nog dat het Vriesendorps idee was om dat pistool in een onderbroek te bewaren, maar dat is van Dahl (‘The small girl smiles. One eyelid flickers. She whips a pistol from her knickers.’) Maar om van een onderbroek een slipje te maken en dat dan ook nog te laten rijmen op wipje is prachtig. Het waren precies de goede woorden om jongetjes uit groep 5/6 enthousiast te maken voor een verhaal.

De Nederlandse uitgever heeft aangekondigd de boeken niet te gaan aanpassen. Dat klinkt heel stoer maar een vertaler past een tekst al aan want die maakt zelden een letterlijke vertaling. Het lijkt me dat ze wijzigingen in dit geval in eerste instantie met de vertaler moeten bespreken. In alle voorbeelden van aanpassingen die ik voorbij heb zien komen zag ik nergens iets over de Revolting rhymes dus misschien is dat de dans ontsnapt. Maar ter gelegenheid van dit stukje heb ik het boek er nog eens bij gepakt en als ik daar het verhaal van Goudhaartje en de drie beren nog eens lees zie ik zo een paar woorden die in een nieuwe editie best aangepast zouden kunnen worden zonder dat de essentie van Dahls versie verdwijnt. In deze versie is Goudhaartje een rotkind dat het huis van de drie beren heeft vernield en Dahl suggereert dat de beren haar op hadden moeten eten. Dat verhaal kan prima overeind blijven als je bv het woord Bijlmerbajes aanpast. Ik vind het een ingewikkelde kwestie: ja natuurlijk ben ik tegen censuur en ja natuurlijk moet je van andermans tekst afblijven maar dit verhaal is nu al meer dan 40 jaar oud en boeken worden wel vaker aangepast aan de moderne tijd. Bijvoorbeeld om ze leesbaar te houden. En verkoopbaar. Alhoewel ik om sommige woedende protesten erg moest grinniken pleit ik daarom toch graag voor enige nuance.

Het belangrijkste lijkt me dat de kern van het verhaal, in dit geval het dwarsige, bewaard blijft. Want dat maakte Roodkapje zo’n succes bij die klassenbezoeken: dit was geen lief meisje dat een jager nodig had om haar te redden maar een stoere meid die zichzelf redde. Met een revolver ook nog eens. En een biebjuf die het woord slipje voorlas was daarbij een extra bonus. Na elk klassenbezoek liep er minstens één jongen de bieb uit terwijl hij ’trok in een wipje een revolver uit haar slipje’ proestte maar meestal was het een giechelend groepje. Dat vond ik mooi. Dat vind ik nog steeds mooi en belangrijker dan of er wel of niet ergens een woordje is aangepast.

Goeie tips voor een bibliothecaris

Reclamefilmpje voor een Masterklas hoe de beste bibliothecaris te worden. Een filmpje van de afdeling Baden-Württemberg van de Duitse vereniging van bibliotheken.

Ik moest er erg om lachen. Want voor alle duidelijkheid: ‘Bibliothekarin des Jahres Sabine Fetzer’ bestaat niet echt. Dit is een actrice. Aan de boeken te zien is het filmpje wel opgenomen in een echte bibliotheek. Niet in een openbare bibliotheek lijkt me maar van het Deutschen Bibliotheksverband mogen alle bibliotheken lid worden, dus dat kan ook een andere bibliotheek zijn. De DBV heeft geen verkiezing voor beste bibliothecaris, maar wel voor de beste bibliotheek en ze hebben nog een paar andere interessante prijzen.

Voordat jullie nou gaan roepen dat dit filmpje een cliché bevestigd: ja, dat is nou net de grap. Duitsers staan niet echt bekend om hun gevoel voor humor, maar dit is echt wel geestig. Het filmpje had wat mij betreft ietsje korter mogen zijn, maar laten we dat dan maar aan de Duitse gründlichkeit wijten.

Ze nemen hier in elk geval hun eigen vak erg serieus (geef de klant het gevoel dat jij degene bent die de wereld redt) dus dan heb je mij al snel mee. En een beetje humor, dat mis ik bij ons wel eens. Dus ja, ik moest lachen.

Waarom moet het digitaal?

Dit is een pagina uit het notitieboekje van een achternichtje van me. Ze is 8 jaar. Ik moest erg lachen om deze foto, die door haar moeder op Instagram werd gezet. Hij is nog dagen in mijn hoofd blijven zitten en het duurde een hele poos voordat ik door had waarom. Ik vind hem heel grappig omdat het zo tegen alle aannames in gaat: want jonge mensen doen immers alles digitaal. Die lezen geen papier meer en die kijken geen tv maar streamen alles. En hier is een meisje van 8 dat een papieren krant een goede uitvinding vindt.

Waarschijnlijk bleef die foto ook zo lang hangen omdat ik me de laatste tijd steeds vaker erger aan sommige krantenmensen (managers, hoofdredacteuren) die de indruk wekken dat ze liever helemaal van dat papier af zouden willen en gewoon lekker een digitaal medium zouden willen maken. Veel praktischer, efficiënter en ook veel meer van deze tijd. Vooral De Limburger is daar de laatste tijd erg nadrukkelijk mee bezig. Navraag in mijn vriendenkring leerde me dat ik daar tamelijk alleen in sta, in die ergernis, dus heb ik me afgevraagd waarom het me zo stoort. Waarschijnlijk omdat het voor mij weer een voorbeeld is van het sterk oprukkende ‘alles kan prima digitaal want als we die paar oude mensen die digitaal niet meekunnen gewoon een cursus geven dan is het opgelost.’ Dat werd in het geval van De Limburger nog eens bevestigd door het feit dat zij workshops gaan geven in hoe je digitaal de krant kunt lezen. Sympathiek bedoeld, maar erg de plank mis slaand.

Als het gaat om boeken is iedereen het er inmiddels wel over eens dat het papieren en het digitale boek prima naast elkaar kunnen bestaan. De een leest alles op papier, de ander alles digitaal en veel mensen doen het allebei, afhankelijk van de omstandigheden. Waarom zou dat met andere vormen van informatie of dienstverlening anders zijn? Dat veel bedrijven en overheden uit het oogpunt van efficiency alle interacties met hun klanten liever digitaal zouden doen snap ik best, scheelt een hoop geld en gedoe als je al dat personeel kunt afstoten. Maar dat iets uit praktisch oogpunt een goed idee lijkt, betekent nog niet dat iets ook een goed idee IS. En dat veel klanten het prima vinden om alles digitaal te doen, betekent nog niet dat ALLE klanten dat geen probleem vinden. Nee, dan hebben we het niet over een kleine minderheid die vanzelf wel bijtrekt. “Van de werkenden en werkzoekenden tussen de 15 en 65 jaar bezit circa 15% niet over basisvaardigheden om online taken te kunnen uitvoeren of om via digitale technologieën te communiceren. De overheid schat zelfs in dat ongeveer 2,5 miljoen Nederlanders problemen hebben met het werken met digitale apparaten.” (Arbeidsmarkt in zicht)

Ja, natuurlijk kunnen we een groot deel van 2,5 miljoen Nederlanders leren om te werken met digitale apparaten. Geef me een paar jaar (en een grote zak met geld) en dan kan de helft van die mensen omgaan met een digitaal apparaat. Het probleem is alleen dat over een paar jaar alles wat we ze vandaag leren alweer verouderd is want dan zijn er alweer nieuwe diensten en nieuwe apparaten en dan kunnen we bij een deel van die mensen weer van voor af aan beginnen. Want als je geen ervaring hebt met digitaal werken of digitale diensten en je het niet regelmatig doet raak je al heel snel achter op.

Daarom blijf ik roepen dat alle bedrijven en zeker alle overheden naast hun digitale dienstverlening ook een niet-digitale vorm moeten blijven aanbieden. Een telefoonnummer, een postbus of nog beter: een loket met een aardige medewerker er achter. En als het over de krant gaat gewoon een papieren editie blijven maken. Want tijdens ons traditionele oud-en-nieuw-vriendenweekje was er toch regelmatig iemand met de papieren krant bezig. “Ja, als hij er ligt dan ga je er toch sneller in lezen” zei iemand toen ik er naar vroeg. Terwijl ik tijdens die week minstens vijf laptops heb gezien waar op gewerkt werd. Maar misschien werd daar trouwens ook wel de krant op gelezen, dat kan ook.

Studeren in de bibliotheek

Het is al twaalf jaar oud, dit filmpje, maar ik kwam het nu pas tegen en vind het nog steeds grappig. Voor wie de Old Spice man niet herkent: het filmpje is een verwijzing naar deze reclame, ook twaalf jaar oud. Dit filmpje heet New Spice en ze hebben het vrij letterlijk nagemaakt, de Multimedia Crew van de bibliotheek van de Bringham Young University in Utah. Zeker als je de twee filmpjes met elkaar vergelijkt, de aftershaveman eindigt op een paard, de student op een boekenkar: “I’m on a cart”

Ik moest erg lachen om “Did you know that 8 out of 5 dentists say that studying in the library is six bajillion times more effective than studying in your shower?”. Net zoals ik moest grinniken om de omschrijving van Old Spice bij hun eigen reclame op Youtube: “We’re not saying this body wash will make your man smell like a romantic millionaire jet fighter pilot, but we are insinuating it.”

De studenten uit Utah hebben een speciale website gemaakt met behind the scenes foto’s, credits en een lijst met alle publiciteit die ze gehad hebben. Zo te zien een heleboel en dat is ze gegund. Want het is gewoon een leuk filmpje. Nog steeds.

Leren van Lego

Afgelopen week was ik met een aantal collega’s uit Limburg en Brabant op een door Cubiss georganiseerde studiereis naar Denemarken. We gingen (uiteraard) naar Aarhus, naar de wereldberoemde en vaak bekroonde bibliotheek Dokk1. Omdat het anders wel een heel suf tripje zou worden waren er ook nog een paar andere bezoeken gepland, o.a. naar het Lego House. Voor mij was dat franje, want het hoogtepunt zou uiteraard Dokk1 zijn, daar verheugde ik me zeer op. Achteraf bleek het hoogtepunt juist de Lego-dag te zijn. Niet dat Dokk1 niet interessant was, uiteraard niet. Het was een prachtig gebouw en de programmering was indrukwekkend en ik was jaloers op hoe goed het gebouw gebruikt wordt. Ook goed om te horen dat in Denemarken de bibliotheken van de gemeente zijn dus dat verklaarde de loketten van de burgerlijke stand in Dokk1. Nuttige informatie allemaal, goed om te weten, fijn om gezien te hebben.

Maar van de dag die in het teken van Lego stond heb ik het meest geleerd. Waarschijnlijk omdat ik eigenlijk niks wist van Lego. Ja, die blokjes. Ik kan me niet herinneren dat ik als kind Lego heb gehad, ik had een heel fanatiek Lego-neefje, dus als we bij hem waren dan speelde ik er wel eens mee. Ik weet dat er een hype is van volwassenen die Lego-modellen bouwen maar zelf weet ik er weinig van. Dus ik ging volkomen blanco naar het Lego House in Billund. Voor de mensen die er net zo weinig van af weten als ik: het Lego House is een plek waar Lego fans elkaar kunnen ontmoeten (volgens Lego). Het is een combinatie van een museum en een educatief centrum. In de kelder wordt de geschiedenis van het Lego concern verteld maar het belangrijkste deel is het interactieve gedeelte: een soort van hele grote speeltuin met een duidelijke gedachte er achter: leren door te spelen. Lego heeft een hele duidelijke visie op leren en spelen en ook op welke rol zij daarin voor Lego zien weggelegd. Volgens hen is spelen een van de beste manier om dingen te leren en om je hersenen te ontwikkelen. Daarom is het Lego House onderverdeeld in verschillende afdelingen, waar kinderen verschillende dingen kunnen ontwikkelen: in de blauwe zone moet je problemen oplossen en ontwikkel je je cognitieve vaardigheden, in de groene zone moet je samenwerken, dat is goed voor je sociale vaardigheden en in de rode stimuleer je de creativiteit.

Allemaal nieuw voor me en dus heel leerzaam. Het mooie was dat we daarna de bibliotheek van Billund bezochten. Het dorp Billund heeft maar ongeveer 7000 inwoners, het is de thuishaven van de Lego groep, de oprichter van Lego kwam hier vandaan en hier stond de eerste fabriek en nu ook het internationale hoofdkantoor. De bibliotheek zit in een non-descript jaren ’70 multifunctioneel gebouw, een beetje zoals je verwacht in een dorp. Hier dus geen patserige architectuur maar ze hanteren dezelfde principes als in Aarhus: we zijn er voor de mensen, het gebouw moet gebruikt worden en er is veel aandacht voor spelen. De bibliotheek is open van 7 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds, een groot deel van die uren onbemand. Als er geen personeel aanwezig is dan kunnen inwoners het gebouw binnen met hun bibliotheekpasje, er zijn ook bibliotheken waar je naar binnen kunt met het pasje van je zorgverzekeraar. We hebben daar niet op doorgevraagd maar de Denen vonden dat zelf heel erg logisch… De bibliotheek functioneerde als een mix van buurtcentrum, kinderspeelplaats en bibliotheek. Ook in Billund was er veel speelgelegenheid voor kinderen en de vele expats die in Billund woonden gebruikten het gebouw als vergaderplaats.

Het was vooral die aandacht voor spelen die me opviel. In de bibliotheken leek het soms een gimmick, een manier om kinderen te trekken, maar bij Lego nemen ze het heel serieus. En ja, ze maken speelgoed dus spelen is hun ‘core business’ maar hun geloof in het belang van spelen zit echt heel diep. Alles wat ze doen is daarvan doordrongen. Ze nemen kinderen ook heel serieus, daarom deel ik graag het filmpje hierboven. “The LEGO Group believes children’s voices need to be heard” en daarom vliegen ze kinderen vanuit de hele wereld naar Billund om te praten over de toekomst van de wereld. Ik sluit niet uit dat meespeelt in mijn enthousiasme dat die bijeenkomst in het Lego House was, dus die trap waar je ze in het begin op ziet lopen, daar liepen wij ook.

Wat heb ik geleerd op deze reis? Dat meer gespeeld moet worden. Dat je je omgeving moet vragen wat zij belangrijk vinden en dat je daar ruimte aan moet bieden. En dat je spelen heel serieus moet nemen.